zaterdag 12 juli 2014

Verder

Ik moet verder. Langs alle kanten krijg ik deze boodschap. Wat verder is wordt niet verduidelijkt. Een keuze is er evenmin. Wat voor mij duidelijk is dat men vindt dat hoe ik het nu doe niet goed is.
Ik heb geen beeld van 'verder'. Geen beeld van een toekomst, van iets dat beter is dan nu.
Ik weet niet wat ik nog wil. Wat ik nog kan willen. Wat ik nog zelf in de hand heb.  Ik was gelukkig met wat ik had en dat is er nu niet meer.
Het enige dat ik kan bedenken dat ik echt wil is de kinderen dicht bij me houden. En dat is een illusie.
Mijn oudste heeft haar toekomst al gelegd in Zwitserland. Ik moet me tevreden stellen met Skype en om de paar maand een bezoekje.
Mijn jongste steekt haar verlangen om verre oorden te verkennen niet onder stoelen of banken. En dan heeft ze het niet over een korte vakantie. Ik wacht bang af tot de dag dat ook zij vertrekt.
Wat mijn zoon betreft is alles nog onzeker. Misschien is het daardoor dat ik 's nachts badend in het angstzweet wakker word in de overtuiging dat de bel gegaan is en dat er blauwe zwaailichten door de spleten van de gordijnen zichtbaar zijn.

Voor de rest weet ik het niet. Probeer ik gewoon door te doen. Van dag tot dag. Niet vooruit te kijken. Verlangens en hoop weg te dringen. Me houden bij de realiteit en die te incasseren. Om te gaan met verdriet en gemis.

De toekomst is een gapende afgrond voor, achter en naast me met een overkant die geheel in de mistbanken gehuld is. En die sprong zou ik moeten wagen? Ik weet zelfs niet hoe ik moet springen.

Een beeld van vroeger. Begin humaniora.
Een keer per trimester zwemles.
Ik heb een beetje leren zwemmen in de lagere school in ondiep water.
Nu worden we verondersteld om de beurt in het diepe te springen en naar de kant te zwemmen.
Ik ben verstijfd van angst.
Ik laat iedereen voorgaan. Ik die als kleinste van de klas normaal als eerste moet.
Maar de leerkracht wordt er lastig van en wil dat ik spring.
Ik kon geen kant meer uit. Ik sprong met mijn ogen toe in de verwachting dat het gedaan was met me.
Onder water pure paniek. Geen grond meer onder mijn voeten. Ik hoor roepen 'zwemmen' maar ik weet zelfs niet meer hoe dat moet, kan alleen maar wild met mijn armen om me heen slaan. Ik slik water en ga steeds kopje onder.
De leerkracht springt in het water en sleurt me er uit. Boos. Ik moet me gaan aankleden. Ik doe niet meer mee.

Met mijn plechtige communie een nieuwe fiets. Net geen volwassen model.
Tot dan een kleine fiets met dikke bandjes. De zijwielen zijn er nog niet zo lang geleden afgehaald. Ik ben trots op de nieuwe fiets maar hij is groot. Ik kan niet met mijn voeten aan de grond. En hij is niet bedoeld om in de tuin mee te rijden. Hij is beangstigend hoog. Mijn vader helpt me er op en houdt de fiets achteraan vast terwijl ik probeer op straat te rijden. Maar dan gaat het bergaf. Hij moet lossen. De fiets gaat sneller en sneller. Ik kan zelfs mijn voeten niet op de pedalen houden. Hij roept 'remmen' en 'sturen' maar mijn brein functioneert niet meer. Ik sluit mijn ogen en wacht tot de smak tegen de boom en de pijn de vaart abrupt stopt.
De fiets is niet vaak gebruikt. De reflex om mijn ogen te sluiten en alles te laten gebeuren als ik het gevaarte niet in de hand leek te hebben kon ik niet afleren. Toen ik achttien was heeft mijn jongste zus de fiets en zichzelf in de vernieling gereden. Drie dagen coma maar gelukkig achteraf goed hersteld.
Niet meer op de fiets gezeten tot ik met mijn vrouw een nieuwe kocht en opnieuw leerde fietsen. Op haar stem en aanwijzingen vertrouwde ik blindelings.
Ook als ik op bergwandelingen soms niet meer voor- of achteruit durfde. Dan was zij het die mijn hand greep, me aanmoedigde of me net op tijd vastgreep voor ik weggleed.

Ik ben ondertussen al twee maal alleen gaan fietsen. Met ware doodsverachting. Wetende dat ik nu toch alles alleen moet doen. Er is niemand meer waar ik me kan op verlaten, die me veiligheid biedt, die ik kan vertrouwen als ik moeilijke of beangstigende dingen moet aanpakken.
Ik weet dat mijn brein niet meer werkt als ik in angst verkeer. Dat is blijkbaar hoe mijn systeem reageert. Doodgaan maakt mij niet meer bang. Eenzaamheid en verder moeten met gemis wel.


Fietsen is één ding. Weten waar ik naar toe moet, weten waar en hoe 'verder' is, daar ben ik nog geen stap verder in.
Maar het maakt me allemaal wel heel erg bang en boos en gefrustreerd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten