maandag 31 maart 2014

Babymassage


Mijn voornemen om niet te wenen en mijn ogen rust te gunnen heeft toch drie kwart van de dag stand gehouden. Onderweg naar het werk mezelf opgelegd om heel gefocust op de baan te letten.  Inwendig commentaar te geven op alle voorbij rijdende chauffeurs. Zodat ik toch niet in de verleiding kom om stil te staan bij de pijn en de druk van binnen.
De rest van de ochtend ben ik onder collega's en dat helpt. Zolang er geen persoonlijke dingen gevraagd of gezegd worden ben ik gewoon professioneel en helpend aanwezig.

In de namiddag bij een mama voor een opname van een babymassage. Lang geleden dat ik nog een baby'tje onder handen nam. Het kleine lachende wezentje dat zichtbaar geniet van de aanrakingen vertedert.
Jarenlang heb ik mijn eigen kinderen gemasseerd en andere mama's geleerd om zo op een intensief lichamelijke manier  hun kindje te stimuleren en hun hechtingsband te verstevigen.
Nu word ik verondersteld om deze vaardigheden opnieuw in te zetten, ter ondersteuning van jonge geïsoleerde Brusselse mama's.
Maar het bezig zijn met de baby raakt zwaar aan het blok van binnen.

Eenzaamheid, de totale afwezigheid van  momenten van intensief intiem contact  en geborgenheid in mijn leven nu de kinderen hun eigen weg gaan en mijn vrouw me verlaten heeft, het snijdt door mij.

In de auto vechten tegen de tranen. Koppig willen volhouden omdat mijn ogen nog te veel pijn doen.
Opnieuw mindfull trachten te rijden. Nummerplaten van voorliggers lezen. Terzelfdertijd het idiote van mijn poging beseffen want de druk van binnen wordt enkel heviger.

Toch thuis geraakt zonder te huilen. Nog een paar praktische to do's afwerken.
Nu nog de moed vinden om voor mezelf iets te eten te maken. De kinderen zijn er een hele week niet.

zondag 30 maart 2014

Tranen

De vermoeidheid eist zijn tol. Een intensieve werkweek achter de rug. Emotioneel en lichamelijk op door steeds opnieuw het laatste restje energie aan te boren om me te handhaven zolang ik onder mensen ben.
De confrontaties aangaan. Enerzijds blij om samen met collega's een avond door te brengen in een leuke brasserie en anderzijds vechten om me overeind te houden, mijn ogen niet te laten dichtvallen, de zwakte van mijn spieren te trotseren, me niet te laten raken als ik merk dat het ophalen van herinneringen aan de danservaringen met mijn vrouw een ongemakkelijke stilte doet vallen waarna er abrupt van onderwerp wordt geswitcht.

Soit. Ik zal er mee moeten leren leven.

Het weekend ingezet met een bezoekje aan een vriendin. Ondertussen weer al even geleden dat ik haar gezien heb. De babbel doet deugd. Maar het blok is zwaar aanwezig. Een knuffel bij het afscheid stuwt het weer massaal naar buiten. Het mag er even zijn en dan snel herpakken tot ik buiten ben.

Twee uur in de file. Veel tijd om te denken. Mijmeren over het voorbije gesprek. Beseffen dat ik er nog helemaal niet aan toe ben om de troost die ik put uit de herinneringen aan mijn vrouw los te laten en kwaad te worden op haar. Zelfs al zegt mijn verstand dat het heel logisch is om kwaad te zijn op haar.  Ergens vrees ik dat ik dan volledig crash. Dan lijkt het alsof er niets meer is. Het is nu soms al moeilijk om te geloven dat de mooie dingen van ons samen ooit echt zijn geweest. Het lijkt allemaal zo onwezenlijk. Dan heb ik de foto's nodig als stille getuige van wat ooit mijn geluk was.

De dagelijkse huilbuien doen mijn ogen geen goed. Al maanden vermoeide en pijnlijk brandende ogen.
's Avonds lukt het niet meer om ze open te houden. Zelfs zonder te wenen blijft het vocht uit mijn rechteroog lopen. Eventjes afleiding zoeken door wat te lezen of naar TV te kijken gaat dus niet. Dan maar op de hometrainer, mijn dagelijkse beweging, met de ogen dicht.
Geen zicht waarschijnlijk, maar er is dan ook niemand die me ziet.

Vandaag met een zonnebril op gaan wandelen. Mijn ogen flink ontstoken.
Af en toe een oppervlakkig praatje met een andere wandelaar. Mensen die te beleefd zijn om een opmerking te maken over mijn opgezette en tranende ogen.
Nu thuis, schrijven en af en toe mijn ogen dicht laten vallen.

Het is niet de eerste maal dat ik merk dat lichamelijke pijn helpt om mijn verdriet en hartenpijn op de achtergrond te doen verdwijnen.



woensdag 26 maart 2014

Liefde

Wakker geworden met een overrompelend gevoel van liefde. Heel mijn hart is warm en zacht. Weg is even het blok en de zwaarte.
Een gevoel dat ik zo vaak ervoer als ik steels mijn vrouw gadesloeg. Als ze zich aan het klaar maken was in de badkamer. Als ze lag te slapen en kleine piepgeluidjes maakte. Als ze uren lang helemaal opging in het opblinken van haar racefiets of als ze dolenthousiast en helemaal bezweet thuis kwam van een rit. Of als de bel ging en ik wist dat zij aan de deur stond. Om een of andere reden nam ze nooit een sleutel mee als ze wist dat ik thuis was.

In het begin van onze relatie kon ik soms geen weg met de intensiteit van mijn gevoelens voor haar. Gaandeweg werden ze minder overspoelend maar op rustige en intieme momenten, als ik haar zag, als ik haar hoorde, als ik haar voelde ...dan waren ze er ...even intens.

Nu is het verwarrend. Ze ervaren zonder voorwerp. Mijn vrouw is er niet meer. Beseffen dat een droombeeld ze heeft gegenereerd. Dat het niet meer dan een illusie is.
En toch doet het deugd. Na dagen van verdriet, ziek zijn, wanhoop, de dag starten met een gevoel van liefde. Ik teer er de hele voormiddag op. Het helpt om me te concentreren op de verhalen van mijn cliënten. Om er te zijn voor hen.

Pas als ik 's middags helemaal alleen aan tafel wat eten wil binnen wurmen overvalt weer de eenzaamheid. Wordt het beeld van intimiteit verstoord door het besef van alleen en verstoten zijn. Het blok zit weer in de weg. Toch maar mijn bord leeg gegeten. Het eten blijft de hele namiddag op mijn maag liggen.

zondag 23 maart 2014

Rillen

Ziek zijn helpt. De vermoeidheid, de golven van koude rillingen overgaand in zweetaanvallen die mij de plaid waar ik me even tevoren hebt in ingewikkeld van mij doet afgooien, duwen het verdriet en de wanhoop wat op de achtergrond.
Er is even niets anders meer dan de kracht van de volgende niesbui opvangen en zien hoe ik van de tafel naar mijn zetel en omgekeerd geraak.

Nadat ik zaterdagochtend al niezend en rillend mijn laatste cliënten heb buiten gelaten word ik terug gesmeten op mezelf. Alleen, met de stilte, en mijn ziek lijf.
Als ik even wat op krachten ben, toch maar een wasmachine draaien of wat stofzuigen. Maar ik kan me er nu niet druk om maken dat de vaat nog niet gedaan is en de vloer een patchwork van modderpootvlekken is. Toch geen kat die er last van heeft.

Het is bijna gelaten dat ik besef dat dit niet zo veel anders is dan vroeger. Ziek zijn is nu eenmaal iets dat je alleen doet. Mijn vrouw had het moeilijk met ziek zijn. De eerste dag toonde ze zich wel bezorgd, wou ze dat ik in mijn bed kroop en de dokter belde. Maar dan moest het wel over zijn. Het maakte haar ongedurig. Als ik tussendoor iets deed en ze zag dat ik me niet goed voelde, dan werd ze kregelig, vond ze dat ik in bed hoorde, dat ik niet goed voor mezelf zorgde.
Waar ik opgegroeid ben in een gezin waarin mijn moeder, ziek of niet ziek, er steeds was voor ons en er alle dagen eten op tafel stond had mijn vrouw de ervaring dat ziek zijn niet mocht. Dat er simpel weg geen rekening mee gehouden werd. Dat het haar moeder kwaad maakte.
Voor mij is het heel normaal dat ik probeer om tussen de koortsvlagen in te doen wat ik kan. Voor haar is ziek zijn een bron van spanningen en wrevels.
Dat ik een jaar lang zenuwpijnen had en vermoeid was door zware bloedarmoede heeft mijn vrouw dan ook op de proef gesteld. Al mijn inspanningen om te blijven functioneren ten spijt.


Nu uitzieken dus, apathisch opvangen wat het lot me toebedeelt. Dit gaat wel over.

zaterdag 22 maart 2014

Afscheid

Alleen een leeg bureau staat er nog in de ruimte. Het is vreemd om na al die jaren opnieuw in mijn oude kantoor te komen. Onmiddellijk doemen beelden op van mensen die ik hier te woord gestaan heb. De dame die keer op keer onder mijn bureau kroop en met wie ik zittend op de grond praatte tot ze het uiteindelijk aandurfde om naast me te komen zitten.
De man die telkens zo fier als een gieter zijn broek afstak eens hij binnen was. Trots paradeerde hij dan rond met nylons en een verfrommelde rok van zijn schoonmoeder aan.
Of de jongen die hele verhalen van Pokémon uit het hoofd declameerde. En nog vele anderen met minder extreem gedrag maar met eigen verhalen en zorgen.

Mijn ex-collega's hebben me uitgenodigd om afscheid te komen nemen van de ruimtes. Het centrum geestelijke gezondheidszorg is verhuisd. En ze wilden er graag nog een aantal mensen van vroeger  bij - zonder de directie. Mensen, die net als ik niet op de officiële opening zullen worden uitgenodigd.
Het doet deugd om hen terug te zien. Fijne mensen met wie ik vroeger één enthousiast team vormde. Mensen die ik heel hard heb gemist na mijn vertrek. Hun partners en ondertussen groot geworden kinderen zijn er ook.

Ik probeer opduikende verbittering weg te duwen. Het onrechtvaardige van het ontslag dat me de job waar ik me met hart en ziel voor inzette ontnam, doet nog pijn. Ik heb me recht gehouden aan mijn gezin, mijn vrouw die me onvoorwaardelijk steunde, en de kinderen.
En nu?
Wat blijft er nu nog over?
In mijn huidige job zal ik nooit de ervaring kennen van de materie te beheersen, nooit het gevoel hebben er echt goed in te zijn. Daarvoor is de organisatie te complex, de functie te veranderlijk. Het motto is daar trouwens ook : Uit je comfortzone komen om te groeien, je zelf voortdurend  verbeteren. In mijn comfortzone ben ik in die vijf jaar werken trouwens nog nooit terecht gekomen. En ik ben zeker niet de enige. Getuige de vele burn-outs en het hoge ziekteverzuim.

En mijn gezin? Mijn kinderen leiden hun eigen leven. Mijn vrouw heeft me afgedankt.
Mijn vertrouwen in de liefde en de mensen is zoek.

Praten met mijn collega's leidt af. Ik ben welkom. Ze vinden het leuk dat ik er bij ben.
Na twee uurtjes weer naar huis. Nog steeds snipverkouden en met oplaaiende koorts maar blij dat ik hen terug zag.



dinsdag 18 maart 2014

Doen wat moet

Is dat je vriendin op die profielfoto die je postte? Ik stel de vraag als vanzelfsprekend midden een rust brengende babbel met mijn vrouw. Het antwoord volgt niet.
Ik lig plots klaar wakker in mijn bed en de zwaarte plaveit zich weer drukkend in mijn borst, stuwt zich naar mijn keel en dringt de tranen naar mijn ogen. Het gemis en het verlangen schokt door heel mijn lijf.

Dan maar veel te vroeg opstaan, mezelf aanmanend de brokken bij elkaar te rapen en de werkdag te starten. De plicht roept.
Op weg naar het werk vechten om mezelf in de hand te houden. Een huilbui ontlaadt maar leidt ook tot woedend gesticuleren en luid getoeter als ik niet in de gaten heb dat het licht al lang op groen staat.


Eens ter plaatse de hartelijke begroetingen van de mensen niet laten binnen komen. De tranen zitten nog niet ver. Het professioneel houden. Terzelfdertijd beseffen hoe verknipt dit is. Vroeger was ik mezelf op het werk. Was ik mezelf  in elke omgeving. Nu telkens opnieuw mijn rol opnemen. Op het werk, bij familie, in gezelschap, naar cliënten...
En er dan soms toch niet in slagen. Zoals op het moment dat de coach van de dag, in een poging een verpleegkundige een hart onder de riem te steken, aangeeft dat wel meer mensen het soms moeilijk hebben om het werk aan te kunnen.
Als ze de kring rond kijkt om bevestiging voor die stelling te krijgen en mijn blik kruist schiet mijn gemoed vol. Alle ogen op mij gericht. Ik beperk me tot knikken en haal opgelucht adem als ze zich beperkt tot een begripvol knikje.

Al mijn energie gaat naar mezelf onder controle houden. Naar steeds opnieuw proberen om te doen wat moet.

zondag 16 maart 2014

Alarm

Vechten tegen de misselijkheid. Na een teleurstellende toneelavond achter in de wagen bij vrienden. Een politiecombi laat ons rechtsomkeer maken nadat ze voor onze neus een wegversperring plaatsten. Een half uur om rijden via niet verharde hobbelige wegen. Het is sinds mijn kindertijd geleden dat ik nog zo wagenziek geweest ben.
Het leidt me even af van de deprimerende mijmeringen na het gesprek met mijn vriendinnen bij een drankje in de pauze. Verbijsterd hoe ze opmerkingen maken tegen en over elkaar die zonder twijfel hard en kwetsend zijn voor de andere.
Dit is niet nieuw, zo ken ik hen al lang. En dit belet niet dat ze daarnaast aangeven elkaar heel graag te zien.
Vroeger maakte ik me vaak de bedenking dat ik dit niet zou pikken. Mijn vrouw maakte ook nooit denigrerende of eisende opmerkingen over mij. Zelfs na de breuk gaven mensen nog aan dat ze altijd lief of soms bezorgd over mij sprak. Over de kinderen klaagde ze wel, maar anderzijds vertelde ze ook met een zekere trots over hun verwezenlijkingen alsof het haar eigen kinderen waren.
Zo onwezenlijk dat een koppel, en zij zijn niet de enigen die ik ken, die op elkaar katten en het elkaar moeilijk maken, nog verder hun weg gaan. En mijn vrouw is met de Noorderzon, of liever met een andere vrouw verdwenen.

Het is een opluchting als we uiteindelijk ruim na één uur mijn huis bereiken.
Ik tref mijn jongste totaal overstuur aan. Ze wist niet waar ik zat.
Ik had jou deze ochtend toen je vertrok toch nog gezegd had dat ik mogelijks later thuis zou zijn?
Dat kan ze zich helemaal niet herinneren.
Mijn gsm had ik vergeten thuis.
En het licht in de praktijk was nog aan.
De auto stond in de garage
En het rolluik was niet neer gelaten.
Tja, het was nog te vroeg toen ik vertrok.

Ondertussen had ze heel het huis al afgezocht, zelfs buiten en op zolder.
Ze had de buren gealarmeerd en oma gebeld en verschillende vrienden ook. Haar broer nam zijn telefoon niet op.
Iedereen was ongerust. De tranen stromen.
Weg is de misselijkheid. Ik troost haar in mijn armen. Maar terzelfdertijd ben ik ook geschokt. Het is duidelijk dat ze bang was. Bang dat ik iets dom zou hebben gedaan. Bang omdat ze me al zo vaak in zak en as hebben aangetroffen. Zelfs al heb ik keer op keer verzekerd dat ik hen dit nooit zou aandoen.


zaterdag 15 maart 2014

Rouw

Ken jij iemand die een vriendin kan helpen die nog altijd verschrikkelijk veel verdriet heeft nadat haar man plots is te komen overlijden? Ze had een heel goed huwelijk. Ze heeft al verschillende dokters en psychologen gehad. Maar waarschijnlijk niet de goeie. Ze blijft het heel erg moeilijk hebben.

Ik lig op de tafel bij mijn schoonheidsspecialiste terwijl die me een voetverzorging geeft.
Het verhaal raakt.
Hoe lang is het geleden dat die mevrouw haar echtgenoot is verloren?
Dat zal nu ongeveer één jaar zijn.
Ik word misselijk. Het blok van binnen dat ik al een hele dag straal probeer te negeren plant zich dieper in mijn maag. Een woede welt op.
Wat verwachten mensen toch? Verdriet moet blijkbaar zo snel mogelijk over zijn, plaats maken voor...voor wat?


Voorzichtig opper ik dat rouwprocessen, zeker van dierbare naasten toch wat meer tijd vragen dan één jaar.
Maar allez, ze heeft kinderen, kleinkinderen en vrienden en ze gaat werken. Ze komt niets tekort. Veel dingen om gelukkig over te zijn. Het is een toffe madame hoor.

Alsof vrienden de leegte kunnen opvullen die het wegvallen van iemand met wie je lief en leed gedeeld hebt achterlaat.  Ze zijn er niet als je nood hebt aan een knuffel, als je gewoon tot rust wil komen na het werk, zonder woorden, zonder de verplichting om het gezellig te houden, om het aangenaam te houden, om het gesprek gaande te houden. Ze zijn er niet om mee te stoeien en te spelen, om je een hart onder de riem te steken als je voor een uitdaging of stresserende gebeurtenis staat.
Vrienden bieden geen antwoord op een smachtend lijf, op het verlangen naar een kus, naar strelingen die je helemaal vrouw doen voelen. Vrienden worden niet naast je wakker. Zitten niet bij je aan het ontbijt.
Vrienden confronteren je voortdurend met de warmte van hun gezin, van hun relatie, en met je eigen eenzaamheid.
Vergeefs, mensen lijken het niet te kunnen vatten.


Ze kent nog een dame. Een lesbische die al een tijdje alleen is. Een speciale maar altijd aangenaam gezelschap. Die heeft haar onlangs ook verbaasd door te zeggen dat ze zich enorm eenzaam voelt. Eenzaamheid die haar soms bij de keel grijpt. Al een paar jaar merkt ze dat de vrouw haar regelmatig belt om te vragen dat ze toch aan haar zouden denken als ze op reis gaan. Dan gaat ze graag mee.
Mijn schoonheidsspecialiste vindt dit raar. Ze denkt niet dat zij zo zou reageren. Ze kent veel mensen. Ze zou zich wel bezig kunnen houden moest dit haar overkomen. Ze kan zich niet voorstellen dat ze zich zo eenzaam zou voelen.


Het gesprek gaat verder met neutralere onderwerpen. De interieurplannen voor de zaak. De zoon die deze week een huis gekocht heeft. Ik luister. Even tijd om mijn binnenwerk tot rust te laten komen. Ik geef het op. Je kan mensen die leven in de geborgenheid van een relatie en een gezin niet duidelijk maken hoe het verlies van binding een niet te dichten gat in je leven slaat. Hoe je dit niet kan overbruggen door een massa aan bezigheden en contacten. Hoe alles zo anders wordt.
Het doet zo verschrikkelijk veel pijn van binnen.

woensdag 12 maart 2014

Dobberen

Vergaderingen, gesprekken, korte babbels met de poetsvrouw, de groentevrouw, de buren, zelfs drie keer een  commercieel praatje afblokken aan de telefoon. Contacten functioneel, doen wat moet, gericht op het verhaal van de andere. Het is alsof een deken van onverschilligheid alle pijn afdekt.

Ik dobber rond in mijn bootje, leg af en toe aan bij een steiger om met de plaatselijke inboorlingen te socializen of de verplichtingen na te komen. Even later weer mijn boot in, midden op het nu voor even wat rustiger kabbelend water. Me niet bezig houden met nog te verwachten stormen.
Eten, drinken, werken en slapen, en opnieuw eten, drinken, werken en slapen. Geen bestemming, geen doel, geen bemanning. Nergens thuis horend.
Een film die non-stop draait, waar geen einde, geen verandering in lijkt te komen.
De zon en de wind als enige, soms troostende metgezellen.
Hoe lang duurt het voor je vergaat?
Hoe lang duurt het voor de pellicule breekt en de film niet meer verder kan draaien?


Ik ben moe. Ik doe door. Gelukkig ben ik oud en ervaren genoeg om op automatische piloot een aantal dingen te doen.
Ik weet hoe ik me moet gedragen. Wat van me verwacht wordt. Ik speel het spel mee. Zolang ik kan.


zondag 9 maart 2014

Verdoving

Na de malaise van vorige dagen een weekend vol taken en een gevoel van algemene verdoving. Het is alsof de tranen even uitverkocht zijn. Enkel de samenknijpende druk in mijn borstkas een constante aanslag op mijn ademhaling.

Een drukke zaterdag. Boodschappen, wassen en poetsen, naar de kapper. Bezig blijven.
Wegduwen dat ik verschillende vrienden ondertussen al een hele tijd niet meer gehoord heb. Dat mijn moeder elk persoonlijk gesprek uit de weg gaat, enkel belt om een boek te vragen, aan te geven dat het verstelwerk dat ik aan haar vriendin gevraagd heb klaar is of om te vertellen dat mijn zus volgende week een delicate nekoperatie moet ondergaan.
Dus drie maal gebeld om te polsen hoe het met mijn zus is, drie maal antwoordapparaat. Ze belt niet terug.
Het kost me ongelooflijk veel energie om de telefoon te nemen. Praten is moeilijk. Social talk is moeilijk.

Deze ochtend  met de hond naar zee vertrokken. Een wandeling in de duinen en langs de dijk van De Panne. De zon op mijn huid is tot troost. Twaalf kilometer in stilte, enkel het geluid van de meeuwen en de vele wandelaars die in groep of met hun gezin het parcours volgen.
Na de wandeling dan maar onmiddellijk naar huis. Vroeger zouden we er een daguitstap van gemaakt hebben. Nog een terrasje, iets gaan eten. Wat kletsen. Nu heb ik zelfs mijn eigen stem nog niet gehoord vandaag. Alleen zie ik het niet zitten om ergens binnen te gaan.

Thuis gekomen even facebook checken. Een vriend post de foto van een onbekende vrouw aan een gedekte tafel met de boodschap 'hmm, eten'.  Net als ik wil vragen met welke schone hij op stap is, komt er een volgende foto. Mijn vrouw, ook aan tafel, lachend met naast haar de mouw van de onbekende. Ik word misselijk. Mijn eten rispt op en doet mijn maag omkeren. Dit is ze dus. De vrouw die mijn vrouw voor zich ingenomen heeft.

Het contrast van mijn eenzame wandeling en het gezellige onder vrienden iets gaan eten en drinken, zoals we vroeger zo vaak samen deden, doet me uit mijn verdoving ontwaken. Het besef dat dit nu mijn realiteit is, dat ik alleen verder moet, doet enorm pijn. Het blok stuwt een tsunami aan verdriet naar boven. Mijn zoon, die onverwacht binnen komt om iets op te halen, treft me als een hoopje ellende. Godverdomme...
Nu uitputting en leegte. Morgen weer werken. Ik wil zo graag dat het stopt.



zaterdag 8 maart 2014

Vrouwendag

Het was er op of er onder. Ze had wenskaarten gemaakt. Ze zou die uitdelen aan alle vrouwelijke medepassagiers in de wagon. Een gelegenheid om haar aan te spreken. De vrouw die haar al een tijdje intrigeerde, breiend, de oortjes van haar MP3 in, steeds op dezelfde plaats net links van het trapje, met haar innemende glimlach en vriendelijke 'goedemorgen'.
En ja, ze trok haar wenkbrauwen omhoog, keek wat verbaasd op maar aanvaardde met een 'dank je' de kaart met de uitleg dat het ter gelegenheid van vrouwendag was. Toen ze van de trein stapte keek ze nog even achterom en zocht haar blik die van mijn vrouw.  De eerste stap was gezet.

Het is maar maanden later, als ik verbijsterd door haar abrupte beslissing om me te verlaten op zoek ga naar antwoorden, dat ik de brief in haar mails vond waarin ze beschrijft hoe ze contact gezocht heeft met de vrouw met wie ze nu haar leven deelt. Een coup de foudre? Een bewust spelen met vuur? Een manier om zich van mij te ontdoen?

Vrouwendag. Al meer dan een week herinneren aankondigingen via allerlei kanalen me aan deze gebeurtenis. Vrouwendag, de dag dat mijn vrouw koos voor een andere vrouw, waarin de vrouw in mij doodging.

Een hele week verder gaan. De drukkende zwaarte in mijn borstkas zoveel mogelijk negerend. Telkens opnieuw proberen om me te focussen op mijn taken. Telkens opnieuw tranen terugdringen om dan uiteindelijk niet anders te kunnen dan ze te laten gaan.
Wachten op een telefoontje dat niet komt. Wegzinken in eenzaam verdriet. En toch weer verder doen. Vechten tegen de vermoeidheid.

Verlangen en verlangen wegduwen.
Een reportage op TV over een broeder- en zusterorde in de Ardennen. Lichamelijke verlangens te lijf gaan met bidden en hun nood aan intimiteit sublimeren door in contact te gaan met hun Goddelijke echtgenoot, hun bien-aimé. Hoe doen ze het?

Een babbel met mijn collega. Ze ziet het niet meer zitten. Het werk dat steeds weer nieuwe eisen stelt. Ze slaapt er niet meer van. Ze bijt en sneert naar de kinderen. Ze krijgt haar gedachten niet meer stil. Ze is er al achter gekomen dat in gesprek gaan over de vereisten van de job niets oplevert. Onze baas is van goeie wil maar er verandert niets.
Wat wil ze dan? Terug in het werkveld staan, rechtstreeks met de gezinnen aan de slag. Ja, dat is het. Daar gaat ze voor gaan. Ze blijft dit niet doen.
De beslissing is genomen. Maandag gaat ze het meedelen.
Ik begrijp haar. Ze is jong en kan nog andere perspectieven zoeken. Ik herken haar verzuchtingen.
Maar het doet ook pijn. Haar verliezen als collega. Een warme jonge vrouw die het vaak zonder woorden begreep als ik het moeilijk had. Die er dan gewoon was voor mij, zonder dat er veel moest gezegd worden.

Verlies maakt deel uit van het leven. Verlies tekent het laatste jaar mijn hele leven. Enkel de kinderen heb ik nog. Soms word ik badend in het zweet wakker in de overtuiging dat ook een van hen uit mijn leven verdwijnt.






woensdag 5 maart 2014

Soep

Compleet door het lint gegaan. Na een hele dag met brandende ogen en schele hoofdpijn de dagdagelijkse beslommeringen confronteren lukte het niet meer.

Zandpartijen in huis doordat mijn stoep is open gelegd door de gemeente. De kat al een viertal keer her en der in mijn living alles onder gekotst. Mijn vrouw die op facebook enthousiast oproept om deel te nemen aan een spaghettifestijn ten voordele van Kom op tegen kanker. De hond die met zijn modderpoten mijn pas gezeemde ramen besmeurt.
Overal roze pluimpjes van de carnaval kleren van mijn dochter. Een immens ervaren van alleen zijn.

Net begonnen aan een verslag als mijn zoon thuis komt. Uitgehongerd na twee dagen werken en carnaval vieren. Hij moet en zal onmiddellijk eten.
Niet dat hij van mij iets verwacht. Hij begint zelf dingen op te warmen. Maar de idee om dan straks weer helemaal alleen iets voor mezelf te bereiden kan ik er niet bij hebben, want uiteraard staat er voor hem en mijn dochter weer een druk avondprogramma met vrienden klaar.

Dus om half vijf dan maar aan de kookpot. De vermoeidheid weegt over mijn hele lijf. Het huilen staat me nader dan het lachen maar ik doe door.
Eens aan tafel loopt het mis. Mijn jongste zeurt over de minestrone. Te dik en er zitten bonen in. Uit tijdsgebrek mijn toevlucht genomen tot een voorgesneden groentemengeling.
Ze vist er de bonen uit. Wil dan toch geen soep eten.
Ik word hysterisch, huil en giet woest de soep terug in de kom. Het hoeft niet meer voor mij. Kan dit er niet meer bij hebben.

De kinderen schrikken van de huilbui. Dit wou ik hen besparen maar ik kan niet meer.
De rest van de maaltijd in stilte. Krijg nauwelijks iets door mijn keel. Ik wil alleen maar slapen.

dinsdag 4 maart 2014

Levensenergie

Praten lukt niet meer. Na een hele dag vechten tegen me zelf om te blijven functioneren stuwt het blok van binnen een overrompelend verdriet naar boven. Mijn keel snoert toe als ik bij mijn therapeute op mijn ondertussen vertrouwde plaats ga zitten. Ik kan evenmin bedenken waar ik het nu moet over hebben. Mijn brein lijkt niet meer te werken.
Ze vraagt wat me het meest deugd zou doen, praten of opnieuw Reiki.
Even later lig ik op de tafel en braakt al het verdriet zich naar buiten. Het is misschien niet de bedoeling maar ik kan het niet meer stoppen.
Anders dan thuis ben ik nu evenwel niet alleen. Terwijl ik wegzink in een zee van tranen en woeste schokken blijf ik wel haar handen voelen die mijn enkels omvatten. Een zachte maar stevige druk.
Alle tijdsbesef valt weg. Donkerte die telkens ik haar handen op een andere plaats van mijn lichaam voel eventjes lichter wordt.
Geen idee wat ze eigenlijk doet. Maar het maakt dat ik me even minder alleen voel. Alsof ik er even mag zijn zonder me in allerlei bochten te moeten wringen om toch maar sociaal, competent en aanwezig te lijken.

Het had langer mogen duren. Na de huilbui komt er wat rust maar steekt ook een snerpende pijn in mijn ogen en hoofd op.
Nog even napraten. Ze vergelijkt me met een spons. Heel mijn lichaam snakt naar energie. Mijn levensenergie is zeer zwak.
Daar kan ik me wel iets bij voorstellen. Mijn zin en goesting om te leven is er niet meer, enkel voortdoen op wilskracht...die dan soms ook niet veel meer voorstelt.

De knuffel en haar betrokken aanwezigheid geven me weer even wat energie om de dag iets minder zwaar af te sluiten dan dat hij begonnen is.

maandag 3 maart 2014

Fietsmaat

De startkaart in de daartoe bedoelde bus gedropt en vertrekkensklaar voor een wandeling van tien kilometer met de hond. Alleen, niemand die weet waar ik uithang.

Gisteren een voortdurend vechten om me overeind te houden in een emotionele rollercoaster.
Mijn dochter onverwacht voor een weekendje thuisgekomen uit Zwitserland. Ontroering, verdriet, gemis...proberen om er niets van te laten merken. Op haar vraag in de namiddag gaan shoppen. Een stortvloed van verhalen, non-stop gebabbel.
's Avonds een kennismaking met de vriendin van mijn zoon. Afhaalchinees eten want tijd om te koken was er niet.
De kinderen zijn uitgelaten. Blij dat ze weer eens samen zijn. Mijn moeder geniet mee. Ik mis heel erg iemand naast mij. 
Als ze buiten zijn galmen hun stemmen en gelach nog in mijn hoofd na. De leegte van het huis brengt rust maar ook verdriet.

Een voor mij onbekende stem roept mijn naam. Ik kijk om, half en half in de verwachting dat het appel een naamgenote betreft.
Maar ik kijk in een vollemaansgezicht gevat in een warme donkere muts. De man voor mij, vergezeld door een dame, herken ik maar kan ik niet onmiddellijk thuis brengen.
Hij had me zien arriveren, zegt hij. Het is lang geleden. Hoe gaat het met je?
Het begint te dagen. Een fietsmaat van mijn vrouw. Vorig jaar zat hij met haar in een team om de duizend kilometer tegen kanker te rijden.
Een tweetal keer is hij zelfs bij ons thuis geweest. Vergaderen om het spaghettifestijn en de pannenkoekenslag voor te bereiden. Mijn rol was toen beperkt tot het voorzien van drankjes en hapjes.
Zijn vrouw heb ik ontmoet op deze fondsenwervende momenten. Niet echt mee gepraat, wel samen pannenkoeken gebakken en de vaat gedaan.

Hij fietst niet meer. Er zijn nog belangrijkere dingen in het leven, zegt hij met een knipoog naar zijn vrouw. Hij heeft zijn fietsen verkocht. Ze wandelen veel samen, hij en zijn vrouw.
Mijn vrouw heeft hij veertien dagen geleden gezien. Toevallig omdat ze mee naar een voetbalmatch gaat waarvoor hij en een maat - ook een fietsmakker van mijn vrouw - een autocar hebben ingelegd. Ze kwam haar bijdrage betalen.
Ze woont in Zottegem nu he?
Ja, met haar nieuwe vriendin.
Dat ze die had, heeft ze niet verteld. Hij is er toch wel heel erg van geschrokken dat we uit elkaar zijn. Maar ja, zo'n dingen gebeuren. Hij had haar lange tijd niet meer gehoord. Ze reageerde niet op mails of berichtjes.
We wandelen een heel stuk samen. Hun vriendelijke vragen en vertellen doet deugd. De zon schijnt volop.
Als we elk een andere kant uit moeten zegt hij joviaal: kom zeker eens langs als je in de buurt bent. Een beleefdheidsuitspraak want ik weet zelfs niet waar hij woont. Pas bij het uit elkaar gaan schiet me de naam van zijn vrouw opnieuw te binnen.

De zondag passeert. In mij zeurt een enorm verlangen om haar stem te horen, om haar armen rond mij te voelen, om thuis te kunnen komen.
Terzelfdertijd een stem die me duidelijk maakt dat ze me niet meer moet, dat ik moet leren tevreden zijn met wat ik nog heb, want daar moet ik het zo wie zo mee doen.