woensdag 30 september 2015

Brandwonde

Misschien gaat dit ook nooit makkelijk worden.
Mijn therapeute reageert heel begripvol als ik aarzelend aangeef dat ik het nog altijd heel moeilijk vind om alles alleen door te spartelen.
Ze verwoordt mijn grootste angst.
Het zet de kranen open. Even niet mijn rol moeten spelen. Niet moeten functioneren en aangenaam zijn voor mijn omgeving.
Kunnen vertellen over wat ik mis. Is ze het nog niet beu gehoord?

De opgebouwde spanning van de laatste weken lost zich een stuk op. Eventjes de veiligheid ervaren om te praten over mijn vrouw, over mijn dromen vol verlangen, over het diepe scherpe besef dat mijn huid geen huid meer voelt.

Ze vergelijkt het met brandwonden. Elk toevallig contact is dan pijnlijk. En er is geen balsem meer om ze te verzorgen.

Een onverwachte warme omhelzing, gewoon ter begroeting of ter afscheid. Het raakt. Het zet heel mijn huid in brand. Mijn denken in shock, mijn emoties overspoelen.
Dus snel terug trekken. Mezelf herpakken en met een kwinkslag afstand nemen.
Realiseren dat ik me er meer en meer probeer tegen te wapenen. Hoe ik me emotioneel afscherm op te voorziene momenten van lichamelijk contact. Ik wil anderen niet steeds confronteren met tranende ogen en mijn innerlijke malaise. Als ik er op voorbereid ben lukt dat aardig.



Ik lees en herlees haar laatste mail. Keer op keer. Eventjes nog proeven van de herkenning. Eventjes
nog proeven van wat het oproept aan herinneringen. Eventjes mijn lichaam toelaten om zich te laven aan sensaties die prikkelen en terzelfdertijd troosten. Huid op huid. Verdrinken in zachte warmte.

zaterdag 26 september 2015

Indrukken


Indrukken doorslikken. Indrukken wegdrukken. Indrukken verteren.
Het lijkt alsof al mijn energie weg gezogen wordt door dit moeizaam verteringsproces.
Negatieve feedback van een leidinggevende. Niet concreet te krijgen in een gesprek. Niet weten wat ik er mee aan moet.
De boodschap van een vriendin dat contact voorlopig op een laag pitje moet. Haar man 'vertrouwt' het - voornamelijk virtuele - contact tussen ons niet. Een wrange 'déjà vu'.
Een zus die liever niet langs komt op een feestje voor mijn verjaardag, want 'alleen' rijdt ze zo ver niet.
Verdriet en gekwetstheid wegdringen. Iedereen kan de pot op. Ingaan tegen de drang om me op te sluiten en in mijn bed te kruipen. De plicht roept.

Elke avond doodmoe thuis komen en realiseren dat ik er niet in slaag alles klaar te krijgen. Mijn dochter die zeurt over de was die al twee weken niet is gedaan. Onafgewerkte verslagen die zich opstapelen. Mijn voortuin een ravage door de hond.
En van binnen die zeurende pijn. Tranen die, eens alleen, vaak niet te stoppen zijn.
Dat alles verslindende verlangen om te kunnen thuiskomen, armen om me heen te voelen en alles van me af te kunnen schudden in tedere veiligheid.

Me opladen aan nachten vol dromen waarin werkelijk wordt wat me in de realiteit is ontnomen. In mijn slaap kom ik tot leven, word ik geliefkoosd en bemind en is er geen verdriet.
Ik ben ondertussen gewend aan het wakker worden. Ontwaken is geen nachtmerrie meer enkel een  spijtige vaststelling van een lege plek naast me en een vermoeide start van een nieuwe dag.


Lachen en praten met mensen. Discussiëren met collega's.
Het lukt me meer en beter om aanwezig te blijven tijdens vluchtige ontmoetingen met mensen. Het biedt aangename afleiding.
Aanwezigheid van de kinderen brengt rust. Korte maar kostbare ervaringen van warmte en graag zien.

Gelaten.
We zien wel.





zondag 20 september 2015

T.

Hij heeft me wel drie, vier keer opnieuw uitgelegd wat buitenspel is. Hij tekende het voor me op een blad papier.
Het was zijn manier om contact met me te maken en terzelfdertijd soms om moeilijke onderwerpen uit de weg te gaan.

Hij was amper zes toen ik hem voor het eerst ontmoette. Hel blauwe kijkers met lange wimpers en blonde krullen. Hij kwam omdat men geen weg meer met hem kon in de instelling. Hij was daar terecht gekomen samen met zijn broertje toen zijn grootouders de opvoeding van de twee losgeslagen kinderen niet meer meester konden.

Hij ratelde aanvankelijk aan één stuk door. Of ik kinderen had? en een huis? Met een zwembad? Een auto? Een Porsche?
Want dat was wat hij later wou. Hij ging in Amerika gaan wonen. Daar was iedereen rijk.
Pas heel langzaam kreeg ik een beeld van de kwetsuren van de jongen.
Hoe hij op drie jarige leeftijd zelf voor zijn babybroer zorgde als zijn moeder 'weg' was.
Hoe hij in de winkel melk en chips voor hem ging stelen als er niets meer te eten was thuis.
Op een dag vertrok zijn moeder voorgoed. Richting Engeland bleek later.
Pas drie dagen later zijn de kinderen door de grootouders aangetroffen, achtergelaten in het  huis.
Zo kwamen ze bij hen terecht.

Heel eventjes gevoelige dingen aanraken om zich dan weer te verliezen in grootsprakerige fantasieën. Zo ging het een hele tijd in therapie. Maar zijn nieuwsgierigheid was gewekt. Hij wou weten hoe ik mama was. Wat ik deed met mijn kinderen? Of ik mijn kinderen zou achterlaten? Of ik ze graag zag? Was ik soms kwaad op hen? Kregen ze dan straf? Sloeg ik hen dan?
Beetje bij beetje voelde ik het vertrouwen groeien. Maar het was broos.
Hij blokkeerde vaak op vragen. Hij bepaalde het tempo.
Op school was hij een buitenbeentje. Concentreren lukte niet goed. Resultaten waren wisselend. Soms kon hij zo maar uitbarsten. Zijn gedrag was heel wispelturig.

Hij werd een van mijn trouwste cliënten. Hij kwam vrijwel elke week, eerst onder begeleiding. Toen hij twaalf was op eigen kracht, in weer en wind, meer dan tien kilometer met de fiets.
Voorzichtig rakend aan zijn verdriet. Soms ook brandjes blussend als er weer eens een aanvaring was met een opvoeder of leerkracht.
Het was voor anderen niet makkelijk om iets van hem gedaan te krijgen als hij niet wou. En hij had een groot onrechtvaardigheidsgevoel waarin hij snel geraakt werd.

Toen kwam hij achter de naam van de man van wie hij zijn naam gekregen had. Een buschauffeur volgens de grootouders.
In die periode meldde de instelling mij dat de school aan gaf dat hij spijbelde en ze hem streng aangepakt hadden.
Hij vertelde me dat hij de bus nam. Zwart rijden De hele dag. In de hoop zijn 'vader' tegen te komen.
Hij werd gestraft maar hij moest en zou zijn vader vinden. En dat gebeurde ook. Alleen... de man was helemaal niet geïnteresseerd in de opgeschoten puber die plots voor zijn neus stond.

Hij was heel down en zag de toekomst heel pessimistisch in. Voor hem was er geen hoop. Niemand moest hem hebben.
Het is toen dat ik hem voorstelde om kennis te maken met mijn vrouw.
Zelf door haar moeder verstoten was zij het levende voorbeeld van iemand die het gered heeft ondanks dat haar eigen ouders haar het leven en het geluk niet gunden.
Hij heeft haar zelf gecontacteerd. Het klikte onmiddellijk. Uren lang samen op de Play Station. En ondertussen vragen stellen. Zich meten aan elkaar. Ik zag hem weer lachen. Zij bereikte in een paar contacten waar ik jaren aan gewerkt had.

Maar in de instelling liep het fout.
Op een dag bleef hij op het einde van een intensief en moeilijk gesprek dralen. Hij moest me nog iets vertellen.
Zijn vriend uit de leefgroep was weg.
Ja? Daar had ik al iets van opgevangen. Ik kende de jongen vaag. Een Filippino. Een wegloper. Het was niet de eerste keer.
Nee. Hij was zeer zeker  niet weg gelopen. Het was veel, veel erger.
De angst stond in zijn ogen.
Ik weet nog dat er heel wat alarmbelletjes door me heen gingen. Maar hij wou niks meer kwijt. Hij moest zich reppen. Als hij te laat kwam in de leefgroep kreeg hij weer huisarrest.
Ik nam me toen voor om er de volgende keer op door te vragen.

Maar er kwam geen volgende keer.
Een boodschap van de begeleider. Hij had kort na de sessie zijn kamer kort en klein geslagen na een stomme berisping. Een begeleider verwond.
Hij was op time out geplaatst en vermoedelijk zou hij niet meer naar de instelling terug kunnen keren.
Protesten hielpen niet.


Drie weken later werd in een naburig veld een verhakseld lijk gevonden. Vermoord. Onherkenbaar waardoor identificatie op zich liet wachten. Maar het bleek zijn vriend te zijn.

Toen al was mij duidelijk dat hij iets moet geweten hebben. Maar hij was onbereikbaar. Zijn gsm had hij vernield. Zijn grootouders mochten tijdelijk geen contact met hem hebben. Toen ik uiteindelijk te weten kwam waar hij na zijn time out project terecht kwam, kreeg ik een begeleider aan de lijn. Hij stelde het goed. Hij was samen met een andere jongen uit de vorige leefgroep bij hen aangekomen en leek zich aan te passen. Hij werd therapeutisch verder opgevolgd binnen de instelling.
Ik had mijn bedenkingen maar ik nam de gepaste professionele afstand. Hem in vertrouwen overlatend aan andere hulpverleners. Ik gaf mijn gsm-nummer door. Geen idee of hij het ooit heeft doorgekregen.

Een paar jaar later werd ik op het werk aangesproken door de secretaresse. Hij was langs geweest, zonder afspraak. Hij was overstuur en moest mij dringend spreken. Maar ik was er niet. En nee, ze had mijn nummer niet gegeven. Tegen de organisatie afspraken.
Ik vloekte inwendig maar hoopte dat hij opnieuw van zich zou laten horen. Hij wist nu wanneer ik aanwezig was.

Een paar dagen later. Na het laat avond nieuws. Zijn foto verschijnt. Hij wordt vermist en zijn verdwijning wordt als zeer verontrustend beschouwd.

Zijn lichaam is niet veel later gevonden. Met messteken om het leven gebracht. Achttien jaar oud.
Mag je verdriet hebben om een kind dat niet het jouwe is? Waar je enkel een professionele relatie mee hoort te hebben?

De achttienjarige jongen die samen met hem naar de tweede instelling is verhuisd heeft later de twee moorden bekend.
T. stond op het punt om zijn betrokkenheid bij de eerste bekend te maken. Hij heeft het met zijn leven bekocht.

Op zijn begrafenis waren zijn moeder en zijn vader de grote afwezigen.

Twee dagen intensieve vorming over anti-sociale persoonlijkheidsstoornissen. En de therapeutische mogelijkheden om met de trauma's van hen die in dit beeld passen om te gaan.

In mijn dromen herbeleef ik momenten samen met T. Zie ik hem lachen met mijn vrouw. Herinner ik me hoe hij me plaagde op ontspannen momenten. Hoe hij eens verlegen bekende dat hij naar mijn huis gereden was om te zien waar ik woonde. Hoe hij aangaf dat mijn kinderen toch heel gelukkig moesten zijn met mij als mama.


Het zijn mooie herinneringen met een wrang einde.

Ik neem ze mee. Ondertussen dankbaar voor de afleiding die het werk en een paar heel fijne vriendencontacten me deze week boden.



maandag 14 september 2015

Sterkte

Hij heeft over haar gedroomd. Dat ze terug voor de deur stond. En terzelfdertijd wist hij in zijn droom dat het een droom was. Want dat gaat, dat mag niet gebeuren.
Hij kijkt mij heel indringend aan.
Want dan zou ik je haten, mama. Dan zou ik waarschijnlijk niet meer thuis komen. Dan zou je mij hier niet meer zien.

Ik slik. Hij heeft het over mijn vrouw. Ik vraag hoe hij aan die droom komt.
Waarschijnlijk omdat hij 'toevallig' op haar facebookprofiel is terecht gekomen en door haar foto's heeft gebladerd.

Hij begint over de droom omdat mijn jongste dochter hem verteld heeft dat mijn vrouw contact met me heeft opgenomen. Een chatbericht om te vragen hoe het met mijn dochter is. Ze zou nu pas ontdekt hebben dat haar voormalig vriendje verongelukt is. Ze wenst haar sterkte.

Mijn dochter wist er geen weg mee toen ik het haar vertelde. Waarom? Twee jaar geleden zonder boe of bah vertrokken, geen uitleg, nooit iets meer van haar laten horen en nu dit? En waarom belt, mailt of chat ze zelf niet met haar als ze wil weten hoe het met haar is. Wil ze mij soms raken?
Ik sus. Ik ga er niet van uit dat dit laatste zo is.
En nee, ik verwacht niet dat ze reageert.
Dat is maar goed ook, want dat is ze niet van plan.


Mijn kinderen gaan meestal een gesprek over mijn vrouw uit de weg. Vaak lijkt het er op dat ze dit hebben afgesloten en verder gaan met hun leven.
Maar op momenten als deze merk ik hoe kwaad en geraakt zij nog door dit alles zijn.


Voor mij is het alsof hun reacties, die mijn verstand heel goed kan plaatsen, mij opnieuw voor een gesloten deur plaatsen.
Eender welke kant ik op kijk, er is geen weg terug, geen opening, geen herstel mogelijk.
Alsof ik opgesloten zit in een kooi zonder uitweg. In mij dreunt een niet thuis te brengen Vlaamse melodie 'als een leeuw in een kooi'.

Er volgt nog een mailtje. Dat ze begrijpt dat mijn dochter geen boodschap heeft aan haar woorden. Dat ze ons heel erg heeft gekwetst.

Van binnen een explosie van emoties. Niet weten wat ik er mee aan moet. Nachten dromen en verlangen. Nuchter blijven. Het is geen boodschap van spijt, gewoon een vaststelling. Geen idee wat ik er mee aan moet.
Geen idee wat zij hier wil mee zeggen.
Maar in haar woorden, haar typische manier van schrijven - schrijven zoals je praat - herken ik de vrouw die ik liefhad.








woensdag 9 september 2015

Aanvaarding

Het leven gaat door. Plots realiseren dat de zomer op zijn eind loopt. De vakantie is gedaan zonder dat je goed en wel beseft hebt dat het vakantie is geweest.
Waar mijn dagen tot nu toe goed gevuld zijn geweest met werken, word ik nu ineens geconfronteerd met een veelheid aan heropstartende vergaderingen, een overvolle najaar agenda en collega's die lijken te bruisen van hervonden energie.
Het nijpt me de keel toe. Het blijft elke dag vechten tegen een mentale en fysieke vermoeidheid. Het onderste uit mezelf halen om iets van enthousiasme op te brengen bij al weer een door een collega ontdekte 'nieuwe uitdaging'.

Ondertussen heeft de drukte ook een welkome bijwerking. Minder tijd om stil te staan bij mezelf, minder momenten van diep verdriet. Gewoon opgaan in de drive van dingen doen. Werk dat af moet. Nieuwe cliënten met complexe geschiedenissen. In de bres voor anderen, vluchtelingen, vrienden die hun verhaal kwijt moeten, kinderen die beroep op me doen, veel vluchtige contacten...en dan 's avonds gewoon uitgeput in bed. Nachten van intens dromen over wat niet meer is.

Soms is het te veel. De indrukken en confrontaties met mensen die raken, die me voortdurend bewust maken van wat ik mis. Dan sluit ik me op. Dan kan ik het niet meer aan om anderen te zien of te horen. Ik huil dan even mijn ziel uit mijn lijf en modder wat aan in huis.

Het werk dwingt me dan wel weer om buiten te komen. Mijn ratio eveneens. Vaak gewoon proberen om het professioneel te houden. Als ik even niet alert ben kan een onverwacht betrokken vraag van een collega toch alle sluisdeuren open zetten. Dan is het alle hens aan dek om mezelf opnieuw onder controle te krijgen. Het werk moet immers door gaan.

Een babbel met mijn supervisor.
Toch eens proberen met EMDR, een traumaverwerkingsmethodiek, de situatie leefbaarder te maken? Te werken aan aanvaarding?
Volgens een collega is dat het probleem. Mijn verstand weet dat het verlies er is en dat dit niet meer goed komt maar mijn gevoel heeft dit niet aanvaard, beweert ze stellig. Ik blijf in de slachtofferrol zitten. Slik.
Ook dat kan mijn verstand nog vatten, alleen blijven het gemis en het verlangen en zou ik absoluut niet weten hoe ik mezelf kan opleggen iets anders te voelen dan ik voel. Ik kan alleen proberen om niet te blijven hangen in negatieve gevoelens en gedachten.
Het komt binnen als een soort berisping wanneer ik duidelijk gemaakt wordt dat alles wat ik doe om om te gaan met de situatie strategieën zijn die niets wezenlijk bijdragen aan die aanvaarding. En ik heb er nogal wat : aan zelfzorg doen door gezond en regelmatig te eten, te slapen en te bewegen, mindfull bezig zijn, afleiding inbouwen, ademhalingsoefeningen, mezelf voorhouden dat geluk niet nagestreefd moet worden, dat elke dag wel passeert en dat anderen zwaardere dingen op hun weg hebben, mijn zegeningen opsommen, op geregelde tijdstippen bij mijn therapeut ventileren, mijn sociale contacten onderhouden...

Ik maak een afspraak met mijn supervisor om er mee aan de slag te gaan. De rest van de dag zit mijn keel toe en lukt het me nauwelijks om te functioneren. Waarom is zelfs bewegen iets dat moeizaam gaat, alsof het tegen een enorme weerstand dient te gebeuren?