woensdag 25 juni 2014

Ring

Ik hoor hem met een 'kling' terecht komen op de tegelvloer terwijl ik mijn handen afdroog. Hij tolt een paar keer rond op zijn kant voor hij onder de kast verdwijnt. Mijn hart gaat als een wilde tekeer.

Het verlies van kilo's lichaamsmassa heeft blijkbaar ook effect op de dikte van mijn vingers. Mijn trouwring schoof zo maar van mijn vinger.

Twee intense dagen vorming geven. Alle energie gaat hier naar toe. Even alle gevoel uitsluiten, niet denken, alleen doen. Tussendoor check ik voortdurend of mijn ring nog op zijn plaats zit. Hou ik met mijn rechterhand vaak mijn linkerhand vast. Mijn arm niet naar beneden laten hangen.

Vier jaar geleden.
Mijn vrouw stapt uit de wagen om boodschappen te doen bij een harddiscounter. Ze is behoorlijk vermagerd door het trainingsprogramma dat ze volgt om een etappe te rijden van de Tour de France.
Als ze het portier sluit verliest ze haar trouwring. Meer dan een half uur samen gezocht in de sneeuw. Niet te vinden. De wagen verplaatst. Mensen helpen zoeken. De ring blijft spoorloos. De winkelverantwoordelijke verwittigd. Hopen op een eerlijke vinder.
Mijn vrouw is ontroostbaar. Helemaal overstuur. Ze verwenst zichzelf en is niet te kalmeren.
Een hele avond op haar inpraten. Aangeven dat we een zelfde ring kunnen laten bijmaken. Dat  dit gewoon pech is en helemaal geen voorteken is dat het tussen ons gaat fout lopen. Dat ik helemaal niet kwaad ben op haar. Dit is niet het einde van de wereld. Ik wieg haar in mijn armen.

Een telefoontje van een vriendin. Ze is nog eens terug naar de parking gegaan. In het donker, met de zaklamp en jawel, ze heeft de ring gevonden. Hij is terecht.
Opluchting. Mijn vrouw is door het dolle heen. De rust keert weer.

Is het nu een voorteken? Zit het er in dat ik in de komende tijd mijn ring ga verliezen?
Een naakte hand. Een merkteken van een relationeel falen. Van alleen zijn, bij niemand meer horen. Voor iedereen zichtbaar.

Het is het enige juweel dat ik nog draag. Dit verliezen...en ergens diep in mij zegt een stem dat ik ook dit nog ga verliezen.
Ik draag geen juwelen meer. Vroeger had ik altijd wel iets aan. Veel van mijn juwelen hebben we ook samen gekozen of heb ik van haar gekregen. De meeste hebben wel een emotionele betekenis voor mij. Ook als ik ze zelf gekocht heb getuigen ze van een bijzonder moment, van een speciaal gevoel of zijn ze gekoppeld aan een herinnering.
Ik droeg ze in functie van hoe ik me voelde, van wat ik wou uitstralen. Iets opvallend als ik uitbundig en opgewekt was, als ik zin had om me te amuseren. Zoals de ketting die ik droeg op mijn huwelijk. Iets ingetogen als intimiteit en verbondenheid op de voorgrond stonden. De kleuren passend bij het tenue dat ik voor die dag had uitgekozen. Een tenue en een kleur die pasten bij hoe ik de dag beleefde.

Sinds mijn vrouw is weggegaan heb ik geen juwelen meer gedragen. Ik heb geen behoefte meer om iets uit te stralen. Ik wil meestal  het liefst gewoon wegkruipen, in een hoekje thuis mezelf beschermen tegen de wereld.
Ik geef hier niet aan toe. Ik kom buiten maar juwelen dragen dat lukt niet meer.

Een tijdje geleden heb ik het nog eens geprobeerd. Mijn moeder had al een paar keer licht verwijtend aangegeven dat ze me nooit de halsketting zag dragen die ze me samen met mijn vrouw cadeau gedaan had op mijn vijftigste verjaardag. Een prachtige gouden creatie.
Toen we met Pasen gevraagd waren op de koffie heb ik het uit de box gehaald. Met toegeknepen keel rond mijn hals gedaan. Het was of mijn adem werd afgesneden. Ik moest gaan liggen. Het was of mijn benen mij niet meer konden dragen. Het collier drukte zwaar op mijn huid. Ik heb het uitgedaan. Dit lukt me niet.


De verwachting van nieuwe verliezen speelt voortdurend door mijn hoofd gevoed door de realiteit van vrienden die afhaken, mensen die wegvallen. De angst dat er ook iets met de kinderen gaat gebeuren houdt me soms in de greep.
Mijn rationele zelf tracht me te overtuigen dat het verlies van de ring niet onoverkomelijk is.
Mijn emotionele brein ervaart dit als een mogelijk volgende ramp.

zondag 22 juni 2014

Verslaafd aan liefde

Samen gaan wandelen met de hond. Een vriendin wil eens proberen of het lukt om de hond in het gareel te houden tijdens de wandeling. Als het werkt wil zij wel af en toe met hem gaan wandelen als ik er een paar dagen op uit trek.
Ze heeft een boek gelezen...over verslaving. Ze zegt het niet met zo veel woorden maar ze vindt dat ik het ook eens moet lezen. Er is ook iets als 'verslaafd aan liefde'. Dat ik het zo lang moeilijk blijf hebben met de breuk wijst er volgens haar wel op dat er mogelijks bij mij ook wel iets mis is.
Maar ja, zolang je verslaving bevredigd wordt, als je in een liefdesrelatie zit, dan heb je daar geen last van.
Maar nu ik er maar niet lijk boven op te komen zou het kunnen dat er bij mij toch ook 'iets' zit.
De auteur wijst er op dat mensen die verslaafd zijn zichzelf niet graag genoeg zien. Liefde van anderen teveel nodig hebben. En dan te zeer gekwetst kunnen worden.
En dat is bij mij toch het geval he?
Haar woorden raken.
Nog maar eens voel ik me in de verdediging gedrongen. Ik zie mezelf graag. Ik weet wat ik kan en niet kan. Ik ken mijn kleine kantjes. Ik probeer bewust te leven en een goed mens te zijn. Er is niets mis met mij.

Maar dat doet niets af van de pijn van afgedankt en verstoten te zijn, van alleen je leven verder te moeten gaan. En daar bovenop elke dag geconfronteerd te worden met hoe weinig je van betekenis voor anderen bent, hoe weinig ruimte je in hun leven hebt.

En ja, als je gekoesterd wordt in de eigen cocon van je gezin sta je daar niet bij stil. Is met een zekere regelmaat een fijn moment, een leuke avond, een aangename uitstap, een ontspanningstrip met anderen, die je dan vrienden noemt, voldoende om je een voldaan gevoel te geven. Je verwacht niet dat ze dagelijks betrokken zijn op je leven, mee leven met je dagdagelijkse zorgen en successen.
Omgekeerd is je eigen leven dan ook zo intens dat je zelf ook af en toe beseft dat je sommige mensen al een hele tijd niet meer gehoord of gezien hebt.

Ik probeer niet meer nodig te hebben. Het alleen te doen. De verlangens van mijn lichaam, de nood aan troost, dicht zijn en koestering weg te duwen. Misschien is liefde niet meer dan een illusie waar ik te lang mijn leven aan heb opgehangen. .
Misschien moet het een geruststelling zijn dat er nu niemand meer is die me nog zo diep kan kwetsen.


Vechten tegen de tranen. Mijn woorden wikken. De kwaadheid die opborrelt bij haar woorden niet laten doorklinken. Ze bedoelt het goed. Ze vindt dat het dringend tijd wordt dat ik een andere therapeute zoek. Iemand bij wie ik kan... 'lossen' want dat heb ik volgens haar echt nodig.

zaterdag 21 juni 2014

Where doves cry

Ze plonst haar linkerpoot pardoes in mijn glas water om dan in het zoeken naar evenwicht en iets om buit te maken met haar rechterpoot midden in de tomatensaus van de pasta van mijn zoon terecht te komen. Met wild gefladder waarbij klodders saus tot in mijn bord en op zijn hemd terecht komen vliegt ze weg, opgeschrikt door onze afwerende reacties.
Ik had net de bedenking gemaakt dat de duiven zich wel erg dicht waagden bij ons terrastafeltje maar dit hadden we geen van beiden zien aankomen.
Het eten dat al niet veel voorstelde is nu rijp voor de afvalemmer.
Nu ja, dit maak je niet alle dagen mee.

Na een hele voormiddag praten met en testen van een minderjarige in het kader van een gerechtelijk onderzoek had ik de idee opgevat om een namiddagje naar Gent te gaan shoppen om mezelf te beletten de dag al piekerend door te brengen.
Mijn zoon gevraagd om mee te gaan. Bleek niet zo'n bijster goede inval. Hij lijkt het meer te doen om me een pleziertje te gunnen. Winkelen is niet echt zijn ding. Hij neemt mijn uitleg dat ik eens wil uitkijken naar een nieuwe TV nu de oude het soms opgeeft nogal letterlijk. Als we in de multimediazaak even zijn rond gegaan en ik een prijsidee heb over de mogelijkheden, lijkt hij te besluiten dat het er op zit. Even zijn zus gaan ophalen op kot en dan terug naar huis? Nog geen twintig minuten duurde onze uitstap, exclusief de lunchtijd en de rit heen en terug.

Maar ik protesteer niet. Leg me neer bij het gegeven dat een gezellige shopping namiddag voorlopig ook niet meer tot mijn leven behoort. Ik heb al vaker getracht in een poging om mezelf afleiding te bezorgen naar het winkelcentrum te gaan. Maar al snel voel ik me verloren alleen in de massa. Alleen op een terrasje gaan zitten is echt maar een optie als de nood aan vocht zo nijpend is dat wachten tot thuis uitgesloten is of mijn blaas op barsten staat.

Ik ben geen aangenaam gezelschap voor hem. De vermoeidheid weegt. Ik mis de vrolijke gesprekken met de kinderen vroeger, aan tafel of als we op uitstap waren, maar het lukt me niet meer. Ik voel me niet vrolijk, slaag er niet in om iets te bedenken dat leuk of grappig is, moet me zelfs soms forceren  om iets te zeggen.
Maar als ik met beide kinderen terug naar huis rijd ben ik blij dat ze er zijn.

Vanochtend een geëmotioneerde vriendin aan de lijn. Haar partner onderging gisteren een kleine dagklinische ingreep en reageerde hier op met een voorkamerfibrillatie. Ze lag al de hele nacht op intensieve en het zag er niet goed uit.
Ik leef mee met haar angst. Hoop dat het goed komt.
Een egoïstisch stemmetje wijst me er op dat ik nu mogelijks niet op hen kan rekenen om op de hond te passen als ik naar het congres vertrek.
Hoe los ik dit op? Toch maar thuis blijven en annuleren? De kinderen alleen laten vertrekken?
Naar een hondenpension gebeld. Volzet tot eind september.
Geen energie om dit verder aan te pakken. Te moe.

donderdag 19 juni 2014

Verlangen


Vandaag toch maar gaan werken. Een nieuw boek meegenomen op de trein om  te beletten dat mijn gedachten met me op de loop gaan. Het boeit.
Een hele dag met mensen aan de slag. Bezig zijn met anderen, bewust niet denken aan ...

Een collega bedankt me. Na wat tussenkomsten bij de bib van het werk ben ik er in geslaagd om haar de DVD te bezorgen die ze nodig heeft voor een vorming. Een film waar mijn vrouw aan meegewerkt heeft, deels bij ons thuis opgenomen. Ik dacht dat ik  nog een exemplaar had maar dat is spoorloos dus ben ik op zoek gegaan om haar uit de nood te helpen. De beelden die in mijn brein gegrift zijn spelen voortdurend door mijn hoofd. Toch maar wegduwen en me concentreren op mijn werk.

Een lange dag. Als ik vertrek ga ik bewust in een andere wagon zitten dan die waarin vermoedelijk collega's zullen plaatsnemen. Eventjes genoeg gehoord over alle frustraties die op de werkvloer spelen en zeker genoeg van alle enthousiaste verhalen over de aankomende vakantietrips en plannen met hun gezin als ze het werk binnenkort voor een aantal weken de rug kunnen toe keren. Nood om me even niet opgewekt te moeten voordoen.

Met mijn boek alleen in een hoekje. Moe. Uitgeput.
Brussel Centraal. Het binnenrijden van het station treft me als een verraderlijke messteek die de pijn door heel mijn bovenlijf doet schieten. Een onhoudbaar verlangen om haar nog eenmaal hier te zien opstappen, naar me toekomen en voelen hoe ze me kust terwijl ik haar donkere ogen peil, waarna ze vertellend naast me neer ploft. Haar lichaam intiem dicht tegen me aan. Elke vezel in mijn lijf reagerend.
Mijn lippen voelen opgezet en warm door de intense gewaarwording. Als mijn tong de sensatie probeert te milderen door er langs te strelen proef ik het zilte van de tranen die ongevraagd blijven stromen.
Verlangen dat niet meer gestild wordt. Vertrouwdheid en verbondenheid die geen plaats meer hebben in mijn leven.
Eenzaamheid en verdriet vullen de leegte.

Het overspoelende van de beleving deed me even vergeten dat ik op een trein niet alleen zit. Ik schrik op doordat een dame me vraagt of het met me gaat. Op zich een rare vraag als iemand zit te huilen maar de vriendelijke stem en de bezorgde ogen doen me weer bij mijn positieven komen. Ik knik haar met een 'dank je' toe en zet al mijn energie in om mezelf weer onder controle te krijgen, tranen binnen te houden.

Het blok plaveit zich in volle zwaarte in mijn borst.

woensdag 18 juni 2014

Ondankbaar nest

Met heel veel moeite mezelf er toe gebracht om uit bed te komen en de trein naar Brussel te nemen. Een hele dag met collega's van gedachten wisselen over uiteenlopende thema's. Ik heb er geen zin in. Het lukt me niet om interesse op te brengen. Urenlange theoretische bespiegelingen zijn nooit echt mijn ding geweest en de zeurende druk in mijn borst is moeilijk te negeren. Ik dwing mezelf om luidop mee te denken om mijn gedachten niet te laten afdwalen.
Als ik telefoon krijg van een leidinggevende zie ik dit eerst als een dankbare afleiding, een reden om even uit de vergadering te ontsnappen. Ik verwacht een casusvraag, hoop bijna op een vraag waarmee ik een tijdje aan de slag kan.
Maar ze wil weten hoe het met me is. Ze heeft een bezorgde sms gekregen van een verpleegkundige. Ik krijg er nauwelijks nog een woord uit. Alles doet pijn. Ze vindt dat het zo niet verder kan. Dat ik beter naar huis ga en wat rust neem. Zo nodig belt zij wel mijn chef. Al het binnengehouden verdriet braakt zich naar buiten. Ik kan geen zinnig gesprek meer voeren. Door te beloven dat ik naar huis zal gaan kan ik de telefoon afronden. Verstopt tussen twee kasten zak ik weg en heb ik minutenlang nodig om mijn lijf  onder controle te krijgen.
Geen idee hoe lang ik weg geweest ben maar het voelt verdraaid ongemakkelijk om het vergaderlokaal opnieuw binnen te gaan en mijn plaats in te nemen alsof er niets gebeurd is. Niemand rechtstreeks aankijken, hopen dat het in het gedreven betoog van mijn collega's niet opvalt dat ik gehuild heb.
Maar de rest van de ochtend is om zeep. Het lukt niet meer. Als de middagpauze aanbreekt verontschuldig ik me voor de maaltijd, geef aan dat ik me niet te best voel en ga naar huis.
Opluchting en een ontladende huilbui op weg naar het station.
Veel vertraging waardoor ik zowat een uur op een trein moet wachten om uiteindelijk doodmoe thuis te komen.
Mijn baas gebeld, aangeven dat het even niet meer ging. Ik schrik als hij er van uit gaat dat ik wel een paar weken afwezig zal zijn. Dat was zelfs nog niet door mijn hoofd gegaan.
Ik beloof om het met mijn arts te bespreken. Maar dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Haar consultaties zitten vol voor de rest van de dag.


Ik weet het niet meer. Is thuis zitten en voortdurend overspoeld worden beter dan gaan werken?
De vele raadgevingen van mijn kinderen, collega's en vrienden brengen me voortdurend in de war. Geven me vooral het idee dat ik het niet goed doe, dat men meer en beter van me verwacht.
Ik moet plezier maken, de mooie dingen zien, best ook medicatie nemen, met vrienden afspreken, daten, nieuwe mensen ontmoeten, wat meer naar mijn therapeute gaan, misschien zelfs een andere nemen, een andere therapievorm kiezen, alle foto's wegdoen, mijn vrouw defrienden, mijn huis verkopen en ergens opnieuw beginnen, mijn interieur herinrichten, hopen op een nieuwe liefde waarvan men - op onduidelijke grond - overtuigd is dat die nog op mijn weg zal komen, sommigen willen me zelfs iemand aan de hand doen, mijn vleugels uitslaan...??? Vooral lichtpuntjes 'willen' zien.

Het spijt me. Ik probeer alle dagen overeind te blijven.
Ik kan het zelfs niet helpen dat ik vooral woede voel opborrelen bij al die goedbedoelde en bezorgde tips. Geen enkele sluit zelfs een klein beetje aan bij wat ik echt nodig heb.
Laat me dan maar even een ondankbaar nest zijn.

dinsdag 17 juni 2014

Peptalk

Gisteren een rotdag na een slapeloze huilnacht. De confrontatie met romantische beelden van mijn vrouw met haar nieuwe vriendin op facebook haalde het laatste restje van mijn kracht onderuit. Even getwijfeld om me ziek te melden maar ik ben niet ziek. Dus toch maar naar Brussel in een poging om een team mee te krijgen in een verhaal. Maar de reacties zijn lauw. De aangebrachte inhouden boeien hen niet en mijn energiepeil is te zwak om hen te enthousiasmeren. Vechten tegen de aandrang om mijn boeltje te pakken en gewoon te verdwijnen. Toch proberen om dit tot een goed einde te brengen.
Opgelucht als ik kan afronden en met de bibber op mijn lijf naar de metro stap. Ademhaling regelen. Stappen tellen. Mijn kalmte herwinnen want in de namiddag een ander team gaan ondersteunen in casuïstiek.
Gelukkig is daar de ontvangst hartelijk. Samen zoeken hoe ze verder kunnen in de zorgwekkende situaties waar ze mee te maken hebben. Een stukje taart naar aanleiding van de verjaardag van één van hen.
's Avonds een vrolijke cliënte bij me. Haar lachsalvo's werken aanstekelijk als ze vertelt hoe ze de conflictsituatie op het werk op een slimme manier heeft aangepakt na de inzichten uit ons vorig gesprek. Eventjes wat afleiding. Blij dat er weer iemand zich goed  is gaan voelen.

Dan belt mijn dochter. Ze heeft een dipje. Het lukt niet om zich te concentreren op haar boeken en ze heeft morgen haar laatste examen.
Even wat peptalk maar ze wil babbelen. Ze wil dat ik vertel. Nood aan wat afleiding. Ik kan niets bedenken.
Ze wordt ongeduldig. Het wordt volgens haar tijd dat ik eens de dingen anders ga aanpakken. Nieuwe vrienden maak. Weer begin te lachen en plezier te maken zoals vroeger. Ze heeft honderd en één ideeën hoe dat moet. Ik moet vrienden die ik al lang niet meer gehoord heb opnieuw opbellen. Hen mee vragen om dingen te doen.
Mijn protesten wuift ze weg. Mijn gebrek aan energie. Mijn trots die me belet om anderen iets te vragen. Mijn gekwetst zijn omwille van hen die niet meer van zich laten horen. Niet weten wat ik met wie zou willen doen. Me niet meer op mijn gemak voelen bij mensen als ik me sterker moet houden dan ik me voel. Niet meer mezelf kunnen zijn. Altijd in een rol moeten zitten. Niemand tot last willen zijn. En gewoonweg geen tijd hebben nu alles driedubbel zo lang duurt en ik  alles alleen moet beredderen.

Het wordt ook tijd volgens haar dat ik eens de trip naar het congres in Edinburgh volgende week voorbereid. Dat is toch iets om naar uit te kijken?
Dat ik nog een hele week moet werken en een belastingcontrole moet ondergaan is volgens mijn dochter geen excuus. Maar ik slaag er niet in om verder vooruit te kijken dan de dag van vandaag. Proberen om vandaag zonder al te veel kleerscheuren door te komen. Dag na dag.

Ik breng niet meer de kracht op om met haar te discussiëren. Ik word doodmoe van de babbel.  Haar nog succes wensen voor het examen. Beseffen dat ik haar en mijn zoon teleurstel. Uitgeput dan maar naar mijn bed.



Een vriendin postte dit vandaag op facebook


zondag 15 juni 2014

Sterk


Het gaat zeker al wat beter met je? Het is nu toch al een tijdje? Is het niet zo wat een jaar? 
Ik knik op de laatste vraag en laat de eerste passeren.
En ...Ben je nog alleen? Ik hoef dit laatste zelfs niet te bevestigen want mijn blik lijkt haar duidelijk genoeg. Ik lig op de verzorgingstafel bij de schoonheidsspecialiste. Ze babbelt verder. Ze kent iemand die ook alleen is, die vaak aangeeft dat ze zich eenzaam voelt. Een toffe, sportieve vrouw. Ze wil gerust haar gsm-nummer geven. Maar misschien is het nog te vroeg voor jou? Ze kijkt me aan met een vragende blik. Het blok lijkt zich een weg naar buiten te willen stuwen dus ik concentreer me om alles binnen te houden.
Mis je het niet dan? Haar mimiek geeft aan dat ze het antwoord al voor zichzelf heeft uitgemaakt en dit niet lijkt te kunnen begrijpen.
Zij zou het wel missen. Haar partner is een midweek voor het werk weg geweest. Ze is toen elke avond op stap geweest met vrienden en dan recht naar bed. Ze wil niet alleen zijn. Maar ja, iedereen is anders. Maar ze wil me gerust het nummer geven.
Haar zou het niet meer gebeuren. Haar kan niemand meer pijn doen. Zij is sterk. Zij heeft haar part al gehad. Maar niet iedereen is zo sterk. Dat beseft ze wel.

Sterk ben ik niet meer. Dat wil ik grif toegeven. Tot één jaar geleden zag ik mezelf wel als sterk. Had ik het gevoel alles aan te kunnen. Ik heb altijd mijn huishouden grotendeels zelf draaiende gehouden, Ik ving mijn vrouw op als ze het moeilijk had. Ik heb het financieel altijd gered ook al was het in het begin niet evident met één inkomen en de schuldbemiddeling van mijn vrouw. Ik heb onderhandeld met deurwaarders. Ik heb gerouwd om het overlijden van mijn vader. Ik heb al mijn diplomatie ingezet om op een menselijke manier te kunnen scheiden van de vader van mijn kinderen. Ik heb vrienden verloren, een ontslag verteerd, de kinderen opgevoed en jaren bemiddeld tussen mijn oudste en mijn vrouw, pijn geleden, meer dan fulltime gewerkt, mijn praktijk uitgebouwd, zorg gedragen voor mijn gezin...ik kon bergen verzetten in de wetenschap dat ik bemind werd, dat mijn vrouw en mijn kinderen van me hielden.

Nu ben ik mijn stabiliteit en mijn veerkracht kwijt. Tot mijn schaamte realiseer ik me dat de kinderen meer voor mij zorgen dan dat ik nog kan zorgen voor hen. De dag is vandaag opnieuw gestart met een huilbui waarbij de rust maar weerkeerde toen mijn zoon bij me kwam liggen en over mijn rug streelde. Geen woorden, wat valt er nog te zeggen?

Ik sluit mijn ogen als ze mijn voeten verzorgt. De woordenstroom over me heen laten gaan. Wedervaren in de wielerclub voor vrouwen. Jaloezie en nijd waar ze zich boven stelt. Ze laat zich niet meer doen. Ze is sterk.
Na de verzorging staat ze er op om me op een theetje te trakteren. Sinds kort is ze begonnen met  een koffiehuisje naast haar salon. Ik bedenk schamper dat iedereen een eigen manier heeft om betrokkenheid te tonen alhoewel ik het commercieel kantje ook wel onderken.

zaterdag 14 juni 2014

Rode schoenen

De tranen liepen over mijn wangen toen ik gisteren naar mijn wagen stapte waardoor mijn vertroebelde blik niet onmiddellijk de fietser had opgemerkt die langs me reed. Tot hij een snelle U-turn naar links maakte en plots voor me tot stilstand kwam.
"Ik had het vanmorgen al in het station van Leuven gezien maar nu wil ik toch even zeggen dat je ongelooflijk mooie schoentjes aan hebt."
Het volgende moment lijkt hij mijn tranen en verbouwereerde blik op te merken en weg is hij. Hij...dat is de vader van een vroeger schoolvriendinnetje van mijn oudste die bij ons in de buurt woont.
Een man, altijd vriendelijk maar met een vreemd kantje. Een van mijn eerste ontmoetingen met hem, toen ik zijn dochter eens ging ophalen voor de gezamenlijke dansles met mijn dochter was aan zijn voordeur. Hij liet me doodleuk binnen gekleed in een minuscuul onderbroekje en een blinkende blote bast en bleef zo, heel zelfbewust, een praatje maken toen de puber nog wat tijd nodig bleek te hebben om zich klaar te maken.
Een onverbeterlijke charmeur ook.
Maar ik heb vandaag nog andere complimentjes gekregen op mijn outfit. De rode pumps, ondertussen al meer dan dertig jaar oud, heb ik onlangs in een doos op zolder terug gevonden. Die droeg ik al in mijn studententijd. En ik vond geen andere die assorti waren met mijn nieuwe jurk.

Een hele dag intensief vorming geven.  Ik voel me ellendig en ongelooflijk zwak als ik vertrek. Bewust kiezen voor opvallende kleurrijke kledij om anderen af te leiden van mijn gekwetste onzekere binnenkant. En het werkt.  Als ik van de trein stap en uit mijn overpeinzingen opschrik doordat een collega die ik niet had zien aankomen me plots aanspreekt, barst ik door het verschieten in tranen uit. Ze troost me en vindt dat ik er prachtig uit zie. Ik slaag er in mijn knop om te draaien en start de dag. Er volgen nog waarderende reacties, op mijn kledij én op mijn presentatie.
Ik laat ze binnenkomen. Het zeurende gemis in mijn hoofd en de immense druk in mijn borst probeer ik te negeren.

Vandaag de dag begonnen met de opruim van gisteravond. Voor het eerst opnieuw een groep vrienden uitgenodigd voor een etentje. Ze maken graag plezier dus de moppen worden gretig boven gehaald. De sfeer is uitgelaten. Het eten valt in de smaak. Ik zorg dat ieder op tijd zijn natje en zijn droogje heeft. Drie koppels die met graagte wat pikante dingen bovenhalen en daarnaast met schalkse opmerkingen uiting geven aan hun liefde en zorg voor elkaar en als dierenvrienden voor hun gekoesterde beestenboel.
Van binnen stormt het maar ik ben blij voor een avond die uitgeput maar eens niet in tranen eindigt.

dinsdag 10 juni 2014

Weerlichten

Een lang weekend is achter de rug. Mijn poging om te werken zaterdag is gestrand op onvermogen om me te concentreren en aanhoudende somberheid. Zondag en maandag proberen opvullen met  karweitjes om uiteindelijk nauwelijks iets gedaan te hebben. Zoveel dat zou moeten worden aangepakt, maar nergens zin in. Honger en geen goesting om mezelf iets klaar te maken. Naar buiten willen en het alleen niet zien zitten. Toch maar even met de hond gaan wandelen in de hoop om iemand tegen te komen die een praatje met me wil maken en verdrinken in eenzaamheid. Twee vrienden gebeld omdat ik me ellendig voel, even naar hun wedervaren geluisterd en dan  nog ellendiger het gesprek beëindigd omdat het horen van een stem alle druk van binnen naar buiten dreigt te stuwen.
Mijn moeder belt omdat ze de boterkoeken uit  de ontbijtmand die mijn oudste haar laten bezorgen heeft voor een late Moederdag niet  alleen op krijgt. Dus gauw naar daar, zelfs al heb ik mijn ontbijt al achter de kiezen. Maar ze is zo nerveus voor een uitje later op de dag dat ze nauwelijks gaat zitten. Na drie kwartier laat ze verstaan dat ze moet voortmaken. Dus maar terug naar huis.

En gisteren... Pinkstermaandag opgeluisterd door honderden weerlichten. De geplande fietstocht met een vriendin gaat omwille van het weer niet door.  Niet de moed om haar te bellen. Mezelf dan maar op een boek geworpen om even van de wereld te zijn. Zelfs lezen is een strijd. Verwoed pogen om me te concentreren. Uiteindelijk weet het me te boeien en ben ik alweer een paar uur verder.

Vandaag terug aan het werk na een slapeloze nacht. Het onweer hield me wakker met urenlang gepieker tot gevolg. Golven van ongeloof als ik me even troost aan herinneringen om dan de rauwe werkelijkheid weer onder ogen te zien. Momenten van rust afgewisseld met huilbuien en wanhoop.
Een heel weekend telkens opnieuw het verlangen om iets van haar te horen wegduwen en  niet kunnen geloven dat zij me nu helemaal uit haar leven gebannen heeft. Terzelfdertijd beseffen dat de realiteit is wat het is. Ik ben alleen. Zij geniet volop van haar nieuwe leven getuige de foto's op haar facebookpagina's.


Bij collega's gaan observeren hoe zij ouderbijeenkomsten aanpakken. Moeite om mijn ogen open te houden. Vermoeidheid die ik toch nog de rest van de dag zal moeten negeren want er wacht me nog werk dat af moet en vanavond komen er cliënten.
Hopen op een of andere calamiteit die dit gekkenwerk doorbreekt, dat ik dit even niet meer hoef verder te zetten.

zaterdag 7 juni 2014

Wees voorzichtig


Mijn dochter zegt het beslist. Duidelijk dat ze geen tegenspraak duldt. Ze heeft mijn vrouw verwijderd van facebook. Eerst had mijn oudste dit al gedaan. Nadat mijn vrouw mijn zoon zo wat genegeerd had bij een toevallige ontmoeting heeft hij haar eveneens verwijderd. Alle geposte berichten rond het 1000 km verhaal en het negeren van haar verjaardag deden nu voor de jongste de deur dicht. Het was er over. Wat ze met dit laatste juist bedoelt wordt niet meer toegelicht. Ze vindt dat ik beter hetzelfde zou doen. Maar ik kan het nog niet. Mezelf in een nog eenzamere diepte storten. De laatste band doorknippen. Helemaal alleen achter blijven.

Proberen verteren. Alleen. Telkens opnieuw. Telkens ik thuis kom. Telkens de confrontatie met mijn eigen leegte. Telkens anderen vertellen over hun gezin, hun geliefden, over hun plannen en vakantie.
Of gewoon maar iets zeggen ...dat raakt.

De nieuwe teamverantwoordelijke gisteren aan de lijn. Ik sta op het punt van de parking weg te rijden na het begeleiden van een groepsmoment als ze belt. Een overbodig excuus voor een impulsieve reactie, een dank je voor het begrip en dan...Tot volgende week en wees voorzichtig op de baan.

Eenvoudige woorden die ik jaren vrijwel dagelijks hoorde. En vrijwel dagelijks uitsprak. Ga je voorzichtig zijn? Ga je iets laten weten als je aangekomen bent? Of een sms- je om te verwittigen: IJzel op de baan. File onderweg. Wees voorzichtig. Ik wacht hier op je. Het eten staat klaar.
Of als het even wat later wordt: Waar ben je? Alles goed? Om dan geruststelling te krijgen of te geven. Ik kom er aan. Vergadering wat uitgelopen....

Nu al een heel jaar dat het geen kat meer uit maakt waar ik ben, wat ik doe, waar en of ik veilig arriveer of vertrek.
Dertien jaar volg je elke dag elkaars leven. Ben je vierentwintig uur op vierentwintig betrokken op wat de ander doet en ervaar je de zorg en de bekommernis over hoe het met je gaat. Kan je vierentwintig uur op vierentwintig bij elkaar terecht.
En dan stopt het. Zonder waarschuwing. Zonder uitleg. Niets meer.

De woorden van de teamverantwoordelijke brengen een lawine van verdriet naar boven. Door mijn tranen heen de baan proberen volgen is waarschijnlijk niet echt voorzichtig zijn maar alles in mij wil op dat moment alleen maar naar huis, weggedoken in de zetel mezelf laten gaan en opnieuw rust vinden.

's Avonds toch maar vertrokken naar een etentje met ex-collega's. Ze vertellen opgewekt over de verhuis van hun dienst naar een nieuw pand. Hoe ze nu elk een plooifiets hebben gekregen om vanuit de rand van de stad naar het werk te gaan. Ze vertellen over de medische problemen van drie van de collega's die er daardoor niet bij konden zijn. Ze vertellen over kleinere en grotere incidenten met cliënten, met stielmannen die nog in de nieuwe ruimtes aan het werk zijn.  En ik luister. Ik stel vragen om niet onverschillig te lijken en betrokken te blijven. Maar het lukt me niet om te ontspannen. Om te ervaren dat ik er bij hoor. Hun verhalen raken niet meer aan de mijne. Ik ben geweerd  uit het team. Niet door hen, maar afgedankt door zij die de macht hadden.

Mijn vrouw verjaart vandaag. Wordt vijftig. En ik hoor ook niet meer bij haar. Ik vier niet meer mee.
Ik ben zo moe.

woensdag 4 juni 2014

Euthanasie

Het verhaal van mijn cliënte laat mij niet los. Haar beschrijving hoe ze aanwezig was bij de euthanasie van haar vader ontroert.
Sereen kunnen gaan. Omringd door je kinderen. Afscheid nemen in schoonheid omdat het leven geen kwaliteit meer biedt.
Wetende dat je een vol leven gehad hebt. Mooie momenten gedeeld. Het is goed geweest. Het is ook genoeg geweest.

In mij een verlangen om te kunnen gaan. Niet meer de pijn te moeten dragen. Niet meer voor een lege toekomst elke dag verder te moeten. Het weegt te zwaar.
Het is goed geweest. Ik heb gefaald maar ik heb geen spijt van de keuzes die ik gemaakt heb. Ik heb fantastische momenten beleefd. Me heel dicht bij mensen, bij mijn vrouw, bij de kinderen gevoeld. Intens en veel bemind. Liefde gegeven en gekregen.
Ik ben fier op de kinderen en hou met heel mijn wezen van hen. Het is tijd om hen los te laten. Volwassen mooie mensen op hun eigen weg.

Het intieme beeld van mezelf omringd door de kinderen biedt troost. Na een intense knuffel zachtjes wegzinken in de verdoving van een injectie om dan langzaam weg te sterven. Zonder pijn, zonder de verstikkende druk in mijn borst die al een heel jaar mijn adem afsnijdt.
Het verdriet van de kinderen zal opgevangen worden door de snelle activiteiten en vriendschappen van een jong leven. Ze hoeven zich dan geen zorgen meer te maken over het verdriet van hun moeder.

Mijn lichaam geschonken aan de wetenschap. De kinderen hebben niets met een kerkhof en hoeven dan geen grafsteen te onderhouden. Er is geen partner meer die nood heeft aan een plek om te rouwen.

Een leven dat afgerond is. Te vroeg misschien maar ik heb niet de kracht die mensen in mij vermoeden om door te doen. De zin en het verlangen om te leven zijn er niet meer. Ik wou dat het anders was, dat het zo niet gelopen was. Maar het is wat het is.
Ik wil stoppen met piekeren over wat ik anders had moeten of kunnen doen. Ik kan er niets meer aan veranderen. Ik heb alleen maar liefgehad. Maar dit leven kan ik niet aan. Dit leven wil ik niet.


maandag 2 juni 2014

Extraatjes

De verpleegkundige bedankt me uitvoerig voor de hulp bij de aanvraag. Het doet goed om te merken dat mijn steun geapprecieerd wordt.
In de namiddag een heel team meekrijgen in een reflectieoefening. Dankwoorden achteraf van de verantwoordelijke. Mijn aanpak wordt gewaardeerd.
Als ik vertrek rijdt ze ook net weg. Raampje naar beneden en ...Het was goed he? Het gaat precies beter met je. Je stond er echt.
Ik voel me als een doorprikte ballon in elkaar zakken. Ja, In mijn rol lijkt het wel opnieuw te lukken. Dan ben ik de consulent. Dan voel ik niet. Dan ben ik mijn functie. In die context doe ik er als mens en vrouw niet toe. Ik kom, doe mijn ding en verdwijn...naar een leeg huis, waar niemand op me wacht. De meeste teamleden zullen de rest van de avond en de volgende dagen of weken geen gedachte meer aan me wijden. Ik maak geen deel uit van hun leven.

Mijn zelf opgelegde discipline van regelmatig eten, slapen en bewegen heeft ondertussen wel opgebracht dat ik voldoende energie heb om een hele dag mijn rol te blijven opnemen. Tussenin geen crashes meer zolang niemand persoonlijk wordt. Die bewaar ik tot ik in de wagen zit of in het beste geval tot 's avonds thuis.
Het lukt me zelfs al af en toe een kwinkslag door mijn uiteenzettingen te weven. Fijn als anderen even kunnen lachen.
Het helpt om de malaise van binnen wat los te laten.

Precies één jaar geleden is mijn hele leven overhoop gehaald. Ik moet sindsdien alleen verder.
Mensen laten me weten dat ik er moet in geloven dat het beter wordt, dat ik het wel zal kunnen, dat ik er wel zal geraken...dat ik dat tegen mezelf moet zeggen.
Maar ik kan me er met de beste wil niets bij voorstellen. Ga ik het binnen afzienbare tijd dan ineens fantastisch vinden dat ik elke dag alleen aan het ontbijt zit? Ga ik het niet meer nodig hebben om dicht te kunnen zijn bij iemand? Me veilig en geborgen te voelen bij iemand? Ga ik het niet meer missen om wakker te worden in iemands armen? Om te spelen, te stoeien, te knuffelen, te vrijen? Ga ik niet meer missen wat ik samen met mijn vrouw had?

Waar moet ik geraken? Een toestand van totale onthechting?  Van niemand meer nodig hebben? Ik doe mijn best. Ik trek mijn plan. Heb er zelfs nooit aan getwijfeld dat ik de praktische dingen alleen kon beredderen. Probeer zo weinig mogelijk mensen lastig te vallen. Maar ik kan me geen beeld van een toekomst alleen voorstellen dat me ook maar enigszins aangenaam lijkt. Dat mij helpt om me te verzoenen met mijn realiteit. Dat me zelfs maar een klein beetje een goed gevoel geeft.

De druk in mijn borstkas versmacht. Het vergt dan opperste beheersing om  mijn ademhaling te regelen en mezelf onder controle te houden. Afgezien van wat beeftoestanden en zwijmelmomenten lukt dit me wel al zolang ik onder mensen ben.


Van dag tot dag. Me af en toe toelaten om me nog even te warmen aan de herinneringen. Wat mensen ook zeggen, die neemt niemand me af. Zelfs al weet ik van sommige niet hoe echt ze waren. Ik kan niet meer vertrouwen op mijn eigen inschatting en aanvoelen.
Voor niemand meer echt bijzonder. Niet meer bemind of geliefd. Met niemand meer echt verbonden. Proberen om de collegiale waardering en de lieve woorden van vrienden te laten binnenkomen. Met de extraatjes die mijn leven van vroeger rijker maakten moet ik het nu doen. Dit is wat overblijft.
Zonder dat had ik het tot nu toe niet overleefd.

zondag 1 juni 2014

Building bridges en de 1000 km

De pijn van binnen is niet te houden. Een heel lang weekend opvullen met activiteiten. Werken. Verslagen. Een crisisdebriefing in een bedrijf. Een barbecue bij vrienden. Een wandeling met andere vrienden. Tussenin boodschappen doen, het gras afrijden en opruimen. De was blijft dit weekend maar eens liggen.
Mijn vrouw rijdt dit weekend de 1000 km van Kom op tegen kanker. De herinneringen aan vorig jaar snijden door mijn vel. Samen er naar toe leven, haar trainingen mogelijk maken, een spaghettifestijn en een pannenkoekenslag. In het weekend zelf geveld door koorts en zonder stem in bed maar ze houdt me voortdurend op de hoogte. Via sms-en de hele trip meebeleefd. Trots en fier op haar prestaties.
Nu moedigen anderen haar aan, kom ik er niet meer aan te pas.
Ze heeft ze veilig gehaald. Vijfhonderd kilometer in twee dagen. Ze doet het toch maar weer.
Bejubeld door heel wat enthousiaste supporters. Het goede doel is er wel mee.


Vandaag één jaar geleden kwam er een einde aan mijn geluk. Heb ik me voor het laatst goed gevoeld.

Aan de vooravond van een weekendje uit in Hasselt en Bokrijk. Ik had er lang naar uit gekeken maar mijn vrouw was zichzelf niet.
Drie weken nadat we het weekend hadden vastgelegd heeft ze de uitnodiging gekregen van de Zonta serviceclub om op hun West-Vlaamse area meeting te komen getuigen. Dit vond ze een hele eer. Zaterdagochtend spreken voor een groep vooraanstaande 'super'-vrouwen. Maar zo had ik me het begin van een eerste gezamenlijk weekendje na maanden intensieve trainingen niet voorgesteld. Ik heb me er al morrend bij neergelegd. Het leek zo belangrijk voor haar.
We zouden het weekend dus starten in Brugge.
Haar interview was voorbereid maar anders dan anders - mijn vrouw is het wel gewoon om te spreken voor groepen - was ze verschrikkelijk nerveus.
Samen met haar de avond voordien de schriftelijke voorbereiding verschillende malen doorgenomen. Haar verzekeren dat ze dat zeker goed ging doen. Daar is ze immers sterk in, mensen enthousiasmeren, mee krijgen in haar verhaal.

Toen had ik er nog niet het flauwste benul van dat haar zenuwachtigheid niet kwam door het vooruitzicht om deze mensen toe te spreken. Dat ze met heel andere dingen in haar hoofd zat.
Ik was zelfs verrast toen ze tijdens haar getuigenis de hele voorbereiding leek te zijn vergeten, ontzettend in de war was en ze zich uitsloofde in een heleboel superlatieven om de groep grotendeels onbekende vrouwen te overtuigen hoeveel ze aan het contact met hen te danken had. Hoe belangrijk het is dat er bruggen gebouwd worden tussen mensen in armoede en mensen aan de andere kant van de maatschappelijke ladder. De vrouwen applaudisseerden en leken de dankbetuigingen erg te appreciëren.
Met een kus en een kneepje in haar hand liet ik merken hoe fier ik op haar was toen ze opnieuw naast me plaatsnam.
Wel drie keer vroeg ze me of het goed was wat ze gebracht had. Ik verzekerde haar dat iedereen tevreden was en het duidelijk gesmaakt werd.
Nadien receptie. Ze bleef  even nerveus. Algauw liet ze me met een paar vrouwen alleen aan een tafeltje staan. Buiten voor de gebruikelijke sigaret. Die heel erg lang duurde.
Na de hapjes en het drankje in de auto. Ze is heel stil. Moe, zegt ze, als ik vraag wat er scheelt. Ziet ze het nog zitten om door te rijden naar Hasselt?  Ze vraagt wat ik wil. Uiteraard zou ik graag gaan. We kunnen ook wel uitrusten in het hotel. Een namiddagje shoppen zit er duidelijk niet meer in. Mijn vrouw is uitgeput.
Ik voel de afstand. Ik sus mezelf met het feit dat ze het heel druk en zwaar heeft gehad de laatste tijd. Met het werk, haar Zonta-project, de trainingen, de zoektocht naar sponsors en de 1000 km  zelf.

Pas als ze zich die avond in bed van me wegdraait, me voor het eerst in dertien jaar niet in haar armen neemt, voel ik dat er iets serieus mis is. Dit is niet meer normaal. Er komt geen uitleg. Ze is gewoon moe.
Pijn. Verdriet omdat ze de start van ons weekendje verbrodt, om de onverklaarde afstand die de laatste weken wel vaker opdook.

Wist ik veel dat dit nog maar een peulenschil was van wat me te wachten stond.
Dat ik 's anderendaags in een emotionele rollercoaster terecht zou komen die ik maar niet kan stoppen.
De pijn, het gemis, de leegte, de eenzaamheid...ik weet echt niet meer hoe ik ze nog langer kan dragen. Kan mijn hart het niet gewoon opgeven?