woensdag 27 augustus 2014

Camino

Het blok wringt en draait al een hele dag in mijn borst en beneemt me soms mijn adem.
Verdriet en wanhoop stuwen een lading naar boven die ik steeds opnieuw moet wegduwen. Er moet immers gewerkt worden vandaag. Anderen vragen mijn aandacht.

Twee dagen heb ik me verdiept in het boek dat mijn therapeute heeft geschreven over haar camino, haar pelgrimstocht naar Santiago de Compostella.
Haar vertrouwen  dat het leven en de camino op elk moment zullen brengen wat ze nodig heeft raakt. Het palet van emoties waar ze doorheen gaat. Ik herken er mijn leven van vroeger in. Als dingen moeilijk liepen kon ik er even van onder de voet zijn maar al snel zag ik de vergankelijkheid er van in en had ik vertrouwen dat het wel goed zou komen. Mijn vrouw had het daar moeilijk mee. Begreep niet dat ik het ene moment boos en gefrustreerd kon lopen en het volgende moment weer mild en gerust in het feit dat het allemaal wel goed kwam. Niet zelden ging het dan over dingen met de kinderen. Meestal was ik gelukkig, blij gezind en vol vertrouwen.

Met het schaamrood op mijn wangen moet ik bekennen dat mijn vertrouwen nu meer dan zoek is. Dat ik er niet in slaag optimistisch verder te gaan. Dat ik wantrouw en bang ben. Al lezend betrap ik mij voortdurend op zelfverwijt en vind ik mij maar zwak. Logisch toch dat mensen me niet zien zitten als ik niet meer positief kan zijn.
Ik ga verward slapen. Maar in mijn droom komt plots een weten naar voren. Mijn therapeute deed haar camino toen haar ziekte onder controle was. Toen haar kanker genezen was, toen ze weer een hele nieuwe toekomst voor zich kon zien. Gedragen door een gezin dat van haar houdt.
Ik ben nog niet op dat punt. Ik heb mijn partner verloren.  Mijn gezin is uiteen gevallen doordat mijn kinderen nu hun eigen weg gaan. Ik heb nog geen nieuw perspectief.
Het voelt als een opluchting om te beseffen dat mijn onvermogen om te vertrouwen misschien toch nog niet zo zwak is. Er is nog niets op mijn weg gekomen dat me een sprankeltje hoop geeft.
Ik sta gewoon nog niet zo ver.

Als ik verder lees kom ik bij het verhaal van Inanna, de Soemerische koningin, godin van de onderwereld. Een verhaal dat ze me een tijd terug tijdens een sessie zelf verteld heeft. In het boek lees ik hoe dit verhaal haar troost bracht tijdens haar ziekte en het ontroert dat ze dit stukje troost ook aan mij heeft willen geven.
Maar net als toen ik het verhaal voor het eerst hoorde loop ik vast op de boodschap van het verhaal. Durf ik geloven in een wederopstanding, een nieuw leven? Hoe moet mijn transformatie er dan uit zien? Ook ik ben net als Inanna alles kwijt geraakt dat me zin gaf, dat mij eigenwaarde gaf.

Als kind heb ik geworsteld met mijn eigenwaarde, opgroeiend in een gezin waar mijn zussen intelligenter, fysiek sterker en aantrekkelijker waren dan ik en met een moeder die kritisch is en veel van ons verwachtte. Een moeder die van ons houdt maar terzelfdertijd geen affectie kon tonen.
Het maakte me onzeker als kind. In een poging om haar liefde te voelen zocht ik vaak knuffels waarop ze me even vaak onwennig of verveeld wegduwde.

In de loop van mijn puberteit heb ik daar op gewroet. Ik heb dit gelukkig later ook kunnen uitspreken met mijn moeder en heb erkenning  gekregen voor het gemis.
Aan de universiteit voelde ik me minder dom. Ik slaagde cum laude. Ik groeide.
Ik was er ondertussen achter dat ik mensen iets te bieden had. Dat ik kon zorgen voor anderen. Ik kon goed luisteren en begreep wat ze nodig hadden. Ik kon iets betekenen voor anderen. Iets waarin ik eens niet 'middelmatig' was. Ik leerde mezelf ook zien als iemand die wel wat mensenkennis had.

Moederschap bracht mij dan tot volle bloei.
Ik genoot van zwanger zijn, van moeder zijn. Weg was mijn onzekerheid. Ik voelde en weet dat ik een goede moeder ben voor mijn kinderen. Ik was er voor hen, voelde hun noden aan en gaf hen warmte en affectie. Ik stond vrijwel alleen voor hun opvoeding doordat hun papa veel afwezig was. Maar ik vond bijna intuïtief mijn weg met hen. Hen zien opgroeien gaf mij een intense voldoening.

Toen ze groter werden en me minder nodig hadden kwam er ruimte om me meer op mijn werk toe te spitsen. Ik kreeg erkenning en waardering in de ruime regio. Ik schoolde me voortdurend bij en het helpen van anderen die door collega's als moeilijk werden gezien of het opnemen van problematieken die anderen niet zagen zitten waren uitdagingen die ik niet uit de weg ging. Ik werkte in een fijn team. Mijn werk was mijn passie en mijn hobby.
Op professioneel vlak betekende ik iets. Als mama floreerde ik.

Ik miste wel intensiteit en intimiteit in mijn relatie. Mijn man was veel afwezig en weinig betrokken op het gezin. Het uitspreken van mijn noden op dat vlak gaf steeds een niet begrijpend stilzwijgen. Op een keer viel hij zelf gewoon in slaap toen ik een vurig pleidooi afstak voor meer gezamenlijke gezinsactiviteiten.
Ik heb leren aanvaarden dat hij niet dezelfde noden en verlangens had dan ik. Ik heb me daar jaren proberen aan aanpassen. Zocht compensatie in een intens, warm en lichamelijk contact met een oudere vrouw.

Toen werd ik verliefd. Op de vrouw die later mijn vrouw zou worden.
Helemaal uit balans. Er over gepraat met mijn man. Ik moest knopen doorhakken.

De relatie met mijn vrouw was intens. Ze ging door moeilijke periodes omwille van traumatische levenservaringen. Ze had het lastig met de grillen van opgroeiende kinderen. Maar we leefden volop. Gingen op reis, leerden veel mensen kennen, verbouwden een huis, lachten en stoeiden veel.
Ik voelde me bemind, mooi en nodig.
Volop vrouw, partner, mama en therapeut.

Dan kwam mijn ontslag. Zonder uitleg. Zonder enige waarschuwende procedure. Zonder weerwoord. Enkel een coördinator die me niet  moest.  Abrupt. Ik moest onmiddellijk vertrekken, mijn cliënten in de wachtzaal achterlaten. Als compensatie enkel een fikse geldsom.
Weg is mijn professionele identiteit en reputatie. Afgedankt.
Na de eerste schok proberen recht krabbelen. Me vasthouden aan bemoedigingen van collega's. Aan waardering van cliënten. De meesten zijn me spontaan gevolgd naar de privé praktijk.
Maar de ervaring van 'te oud' zijn om nog in de sector aan de slag te kunnen, boudweg uitgesproken door de dame van het outplacementbureau, raakte sterk aan mijn eigenwaarde.

Mama en partner zijn waren nu mijn bijzonderste goed.
Daar kon ik ook wel mee leven. Daar plooide ik me op terug.

Maar kinderen worden groot. De oudste gaat op kot. De jongste vertrekt voor een jaar naar het buitenland. Ze komt wel terug maar ook zij gaat op kot.
Mijn zoon op kot. Loslaten.
Een natuurlijk proces.
Als mama minder nodig. Daar kon ik eveneens mee leven want mijn kinderen zijn opgegroeid tot sociale, fijne volwassenen.

Alle ruimte dus voor mijn relatie. Aan tafel vaak met twee. Ruimte om eigen dingen te doen. Dromen over samen reizen maken. Genieten van tijd samen. Werk afbouwen. Veel minder spanningen rond de kinderen.  Een heel leven voor ons.
Ondertussen wel worstelen met een nieuwe veeleisende job waarin ik me niet meer zo bekwaam en vaardig voel. Een gezondheid die het een tijdlang laat afweten. Maar in volle vertrouwen. Geen moment kwam het in me op dat dit niet zou goed komen, laat staan dat ons pad niet tezamen zou verder gaan.

En dan verloor ik mijn vrouw. Onaangekondigd. Van de ene op de andere dag. Zonder mogelijkheid om te praten, zonder mogelijkheid om voor haar te vechten. Aan een andere jongere en mij onbekende vrouw.
Waar ik dacht sterk in te zijn, mensenkennis, blijkt dit een lachertje. Ik had in de verste verte niet door dat mijn vrouw zich niet goed voelde in de relatie. Ik die dacht elke zucht of nood van haar op te vangen. Ik die leefde voor mijn relatie. Ik had hooguit door dat ze het moeilijk had met zichzelf. Zichzelf voorbij leek te lopen in haar nood aan aandacht, aan steeds meer intense activiteiten. Het deed pijn dat praten hierover niet lukte maar toch kwam het niet in me op dat haar liefde voor me taande. Zo vol vertrouwen. Zo naïef.

Mijn rol als mama voor een groot stuk uitgespeeld. Mijn professionele identiteit zwaar gedeukt en voor niemand meer van betekenis als vrouw, partner of minnares. Schaamte, vernedering en ervaren van falen.

Al wat belangrijk was voor me is me ontnomen. Zo herken ik me in Inanna. Maar hoe ik moet herboren worden is me nog steeds niet duidelijk.

Ik volg het relaas van mijn therapeute in haar boek. Sommige uitspraken van haar of haar tochtgenoten zetten me aan het denken.
Sommige brengen me in de war.
'Als je genoeg hebt aan jezelf, kunnen anderen je niet meer zo van je stuk brengen' beweerde een van de pelgrims die ze ontmoette.
Is dat een opdracht voor mij? Onthechten, niet meer hechten? Anderen niet meer nodig hebben? Materieel heb ik zo wie zo weinig verlangens. Maar wie ben ik dan zelf nog?
Elk stuk van mijn identiteit dat echt belangrijk voor me is ben ik kwijt. Bij elk wegvallend stuk heb ik me aan de resterende recht gehouden. Nu lijkt het alsof ik helemaal uit elkaar gevallen ben en er nauwelijks iets overblijft.


Haar camino is intens. Het intrigeert en het raakt maar haar slotzin doet me breken.
"Nu ga ik naar huis, waar mijn hart ligt..."

Voor de zoveelste keer zit ik op de trein te snikken. Waar mijn tocht ook uitkomt, ik heb geen plaats meer waar mijn hart ligt, waar ik kan thuis komen.
Hooguit een huis waar ik me kan terug trekken, me kan afschermen. Waar mijn kinderen me kunnen vinden als ze me nodig hebben.
Mijn hart enkel een zwaar blok van verdriet en hunkerend naar wat niet meer is.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten