dinsdag 25 februari 2014

Trein

De werkweek begonnen in doe-modus. Niet voelen. Geen tijd om te denken. De druk van het blok in mijn borst als een constante aanwezigheid. Twee intensieve vormingen. Duidelijk en klaar mijn uitleg brengen lukt wel . Me pijnlijk bewust dat ik er niet in slaag om de materie wat op te luchten met een kwinkslag of wat humor. Ik ben mijn rol. Mijn leven naast het werk doet er even niet toe. Niemand heeft er boodschap aan. Het verdooft wat. 's Avonds volslagen uitgeput thuis maar amper een paar tranen gelaten in de auto.

Vandaag  verward en met een verstikkend gevoel van walging en opwinding ontwaakt na een nachtmerrie.
Niet stilstaan bij het gemis aan een knuffel, het gemis aan de warmte van een lichaam naast me, het helemaal alleen ontbijten maar gewoon verder doen.

Als ik me installeer op de trein merk ik dat een vrouw die tot de vaste treincompagnie van mijn vrouw behoorde opstapt. Ze komt naar me toe en begroet me.
Ik ga niet bij je zitten, niet omdat ik niet wil, maar 'zij' komt ook. Ze heeft me ge-sms't. Ze stapt straks ook op. Ik ga in een andere wagon zitten met haar zitten. Beter geen confrontatie he, dat is te moeilijk. 't Is niet omdat ik niet bij jou wil zitten.
Mijn keel snoert dicht. Ik weet niet hoe ik moet reageren. Mensen zorgen er al mee voor dat mijn vrouw en ik elkaar niet zien. Beslissen blijkbaar voor mij dat dit wel het beste is.

Bij de volgende halte kijk ik uit maar ontwaar ik haar niet. Gek, dit is helemaal niet meer haar traject nu ze verhuisd is naar een andere streek. Wat maakt dat ze opnieuw deze trein neemt? Zou ze me dag komen zeggen als ze te horen krijgt dat ik ook op de trein zit?
Mijn brein slaat op hol. Het blok stuwt het verdriet naar buiten. Helemaal ontredderd kom ik in Brussel aan. Ik moet naar de arbeidsgeneesheer voor een oogonderzoek en mijn ogen zijn helemaal opgezwollen van het huilen.
Als ik naar de trap stap verstijf ik. Ze loopt zo'n vijftig meter voor me uit, samen met haar treinmaatje. Normaal hoeft ze er in het Zuidstation nog niet uit om naar haar werk te gaan. Ze kijkt niet op of om.
Mijn vrouw loopt daar en ik kan zelfs niet naar haar toe. Op geen enkel moment lijkt ze naar me uit te kijken terwijl zij wél weet dat dit mijn uitstapplaats is. Een venijnig stemmetje in me zegt : zie je wel dat je voor haar niet meer bestaat, er niet meer toe doet.

Gauw naar het onderzoek en dan onmiddellijk terug naar huis. Ik kan niet meer. Mijn voornemen om wat opzoekingswerk te doen in de bib laat ik voor wat het is. Ik zal thuis wel wat werken.

In de namiddag naar een sollicitatiegesprek. Een collega heeft me aanbevolen bij een organisatie die met bedrijven samenwerkt in het hulp bieden aan traumaslachtoffers. Ze zoeken nog iemand als freelancer voor mijn regio. Alle energie in mezelf aanwenden om er te staan, om de juiste vragen te stellen, om me te handhaven. Het werkt.  Deze week sturen ze het contract op.

Volslagen malaise in het naar huis rijden. Moet nog een cliënt zien en dan kan ik me even laten gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten