dinsdag 4 februari 2014

Justitiepaleis

Mijn keel snoert dicht. Het blok lijkt mijn longen dicht te duwen. Uit alle macht proberen om mijn ademhaling te regelen. Eten dat niet door mijn slokdarm wil.

Toch leek de dag doenbaar begonnen. Verdriet zachtjes zeurend maar op de achtergrond. Een voorbereiding en dan een gerechtelijk onderzoek . De cliënte een spraakwaterval. Afleiding zat. In de namiddag alles direct op verslag gezet, uitgeprint en net op tijd klaar om het nog te kunnen neerleggen op de rechtbank.
Met mezelf geconfronteerd in de wagen, even niets aan het doen en daar zijn de tranen. Ze terugdringen. En dan ...het justitiepaleis doemt recht voor me op en... mijn lichaam weigert dienst.

Ik zie haar zoals ze een week terug samen met mij aankwam op de trappen van het gebouw. Haar ogen die mijn blik zoeken, het stille knikken, het bewustzijn van haar aanwezigheid. Haar lichaam op nauwelijks een meter van het mijne.

De pijn van binnen is niet te harden. Elke ademstoot lijkt de druk in mijn borst te doen toenemen. Ik moet aan de kant gaan staan. Rijden lukt niet meer. Het blok dringt zich een weg naar mijn buik en onderbuik.
Al mijn wilskracht inzetten om opnieuw controle over mijn lijf te krijgen. Mezelf in beweging krijgen. Een glimlach forceren als ik het verslag overhandig aan de onthaalbediende. Mijden om haar rechtstreeks aan te kijken. Een vriendelijke blik zou me helemaal onderuit halen.
Snel terug de wagen in en naar huis.  Cliënten ontvangen en hopen dat het niet opvalt dat praten moeizaam gaat, dat ik vaak mijn zin moet hervatten en naar adem hap. Telkens opnieuw mijn aandacht naar het verhaal van de andere brengen.
Zo moe.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten