donderdag 13 februari 2014

Pearl's Peril

Ik schrik op uit mijn ingedommeld dromen als ik de deur beneden hoor open gaan. Mijn hart springt op. Mijn vrouwke komt slapen. Eindelijk losgekomen van haar spelletje Pearl's Peril. Het is waarschijnlijk al behoorlijk laat. Zo meteen komt ze zich tegen me aanvlijen en zal ik mijn kouwelijke lijf eindelijk kunnen warmen en de slaap echt vatten. Als ik een poes was zou ik nu spinnen.
Ik wacht...
En langzaam dringt het tot me door dat ze er niet meer is.  Er komt niemand de trap op. Was het een droom?  Heb ik echt een deur horen opengaan? Mijn hart klopt in mijn keel. Ik probeer mezelf gerust te stellen. Als er iemand binnen was zou de hond zeker geblaft hebben.
Ik luister. Ik ben op mijn hoede. Klaar wakker nu. Kijk gauw waar mijn gsm ligt. Als ik er na een hele tijd eindelijk in slaag om mijn adrenalinespiegel naar beneden te krijgen komt de ontlading. Ik huil mezelf min of meer in slaap. Of tenminste iets tussen slapen en waken. Als om zes uur de wekker gaat hijs ik me maar moeizaam uit bed. Mijn lijf wil niet mee, is moe, is er nog niet aan toe om in beweging te komen.

Op de trein naar Leuven proberen verstrooiing te zoeken in de nieuwe Stephen King. Het surrealistisch begin en de kleine druk enerveren. Dan maar uit het raam kijken en mindfull de details van de omgeving proberen op te nemen. De zeurende druk in mijn borst en mijn brandende ogen negeren.
Op het werk in mijn rol. Vriendelijk mijn collega's toespreken. De vergadering is geannuleerd. Van de gelegenheid gebruik maken om nog een aantal kleine to do's af te werken.
In de namiddag een vergadering. De vermoeidheid laat zich voelen. Een tas koffie om wakker te blijven. Thee is niet sterk genoeg.
Tijdens de pauze komt een collega naar me toe. Hoe is het nu met je? Kom hier dat ik je een dikke knuffel geef. Voor ik haar kan stoppen heeft ze me vast. Ik breek.  Niet hier. Al mijn energie in zetten om mezelf in de hand te houden. Ze ziet mijn gevecht en neemt me nog steviger vast. Ik wil verdwijnen maar kan niet weg.
En dan het signaal dat we verder gaan met de vergadering. Ik mompel een bedankje naar mijn collega die het ongetwijfeld lief bedoelt. Ik schuif op mijn stoel, durf niemand aankijken, hopend dat in het drukke getater niemand mijn malaise heeft opgemerkt.
Wat er verder gezegd wordt gaat langs me heen. Doodop. Leeg. Mijn ogen branden. Ik moet het volhouden tot op de trein.
Vóór het einde van de vergadering verontschuldig ik me. Ik wil graag de volgende trein halen...en vooral alleen zijn.
Maar ik ben niet de enige die weg wil en die trein neemt. Noodgedwongen gezelschap tot Liedekerke. Met veel moeite de conversatie gaande houden. Niet onbeleefd willen zijn. Voelen hoe mijn ledematen alle kracht missen. Nauwelijks in staat om zelfs rechtop te blijven zitten. Merken hoe mijn oogleden zelfs al pratend soms dreigen dicht te vallen. Ik verlang naar thuis, naar mijn bed, naar even van de wereld zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten