zondag 29 december 2013

Zoete sensatie

De kinderen zijn met hun papa naar een Kerstfeestje bij hun grootouders. Zelf gepland om met de hond een fikse wandeling te gaan maken. Kwestie van de tijd op te vullen en wat frisse lucht op te snuiven.
Om half vier al wakker. Heel mijn lijf mist haar warmte, haar aanraking. De truc uit mijn kindertijd, een ideetje van mijn moeder - steeds opnieuw het Wees Gegroet bidden - helpt niet om de slaap te vatten. Zelfs niet de variant uit mijn humanioratijd waarbij ik het afwisselend in het Nederlands en het Engels deed.
Om zeven uur dan maar uit bed, een wasmachine opzetten en me klaar maken om naar de wandeling te vertrekken. Mijn ogen ondertussen al pijnlijk opgezet van het huilen.
Tussen een massa volk twaalf kilometer door de modder maar met een stralend zonnetje. De warmte streelt langs mijn wangen en biedt troost.
De eenzaamheid weegt en mijn brein probeert opnieuw te vatten hoe het zo ver is kunnen komen. Ik geraak er niet uit. Heb ik me zo vergist in de vrouw die ik lief had? Ben ik zo naïef? Heb ik signalen gemist, verkeerd geïnterpreteerd? Heb ik zo weinig mensenkennis?
Ik probeer mijn gedachtenspiraal te stoppen door me te focussen op de weg. Af en toe een wandelaar vriendelijk goedendag te knikken. De hond aan te spreken...die enkel wil snuffelen en niet op of om kijkt als ik zijn naam roep.

Als ik thuis kom is de pijn die het blok in mijn borst te weeg brengt niet meer te houden. Al wenend probeer ik wat van de lasagne die ik voorzien had binnen te wurmen. Maar in mijn lijf is geen plaats meer.
Met een vriendin afgesproken om via Skype wat bij te praten. Het doet deugd om haar te horen. Bemoedigende woorden, gemeende complimentjes. Eventjes wat soelaas.

Ik tracht me te herpakken. Neem een douche en spoel de modder en de somberheid van me af. Dan richting Aalst. Even tussen de mensen de Kerstsfeer gaan opsnuiven, in de voorzichtige hoop dat dit wat afleiding biedt.
Drie kwartier rond rijden om parkeerplaats te vinden. De parkeergarages zijn vol. Ik geef het op. Dan maar via de kaasboerderij terug naar huis.
Pudding als orale bevrediging van basic needs.
In de zetel me traag aan het 'potje' te goed doen. Mijn tong lepelt elke hap heel bewust naar binnen. Mijn lippen proeven de zoete sensatie van de heerlijkheid en  zuigen zich vast aan de lepel.
Een flits van hoe ik mijn lippen stevig op de hare druk. Mijn tong de weg vindt. Haar niet laat ontsnappen. De gewaarwording van haar naaktheid tegen de mijne. Ze snakt naar adem en kronkelt om los te komen. Maar een boosaardige wellust geeft mij onvermoede kracht. Strelen wordt zacht nijpen in de mooiste attributen om dan dwingend mijn nagels te gebruiken. Haar lichaam onder mij. Huid die zich aan de mijne vasthecht. Mijn knie plant zich tussen haar benen. Het likken en proeven wordt knabbelen en bijten. Voelen hoe ze zich geeft...

Mijn lichaam hunkert en verlangt. Het doet ondraaglijk pijn. Gemis en leegte.  Een potje pudding kan dit niet opvullen. Wat antwoord je dan als mensen vragen of je al een beetje aan de nieuwe situatie gewend ben?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten