woensdag 13 november 2013

Beroofd

De helft van mijn cliënten heeft afgebeld vandaag. Ziek, onverwacht zonder vervoer, zelfs eentje beroofd.
Ik vul de tijd op met voorbereiden van verslagen en telefoontjes naar diensten. Het lukt me aardig om gefocust te blijven en ik heb op het einde van de dag toch behoorlijk wat werk verzet.
Thuis, op afstand van mensen die kunnen raken met hun vragen of reacties, voelt het rustiger.

Thuis voelt het veilig. Hoef ik geen komedie te spelen, me niet opgewekter voor te doen dan ik ben, geen enthousiasme veinzen, hoef ik geen verwachtingen van mensen te trotseren die toch zo graag willen horen dat het beter met me gaat. Ik hoef geen reacties te bedenken op de zoveelste opmerking dat ik er beter uit zie of dat het zonnetje schijnt buiten.

Het maakt me wel bang ook. Ik merk dat ik mensenschuw word. Mijn verdriet in mijn eentje verteer. Niemand zit er na al die maanden nog op te wachten dat ik begin te huilen. Mijn vrouw wordt angstvallig gemeden als gespreksonderwerp.
Zelf kan ik het vaak niet laten om over haar te praten als ik onder vrienden ben. Zoveel herinnert aan haar.
Op het werk hou ik het zo professioneel mogelijk. Maar concentreren blijft een probleem en een mini vleugje kritiek of een nieuwe opdracht brengt vaak een pak stress en onzekerheid. En dan zijn de tranen nooit ver weg. Ik slaag er wel meestal in om ze te bewaren tot ik in de wagen of op de trein zit.

Thuis kan ik ze laten komen eens ik een cliënt heb buitengelaten, ik weer alleen ben.
En er is zoveel dat triggert.
Mijn cliënte die gisterenavond van haar portefeuille is beroofd.
Twee jaar terug. Mijn vrouw belt me. Haar stem geëmotioneerd. Op weg naar het Zuidstation werd ze door iemand begroet. Ze groet terug en het volgende ogenblik wordt haar gouden kettinkje met het hartje dat ik haar in het begin van onze relatie schonk van haar hals gerukt.
Samen zijn we de diefstal gaan aangeven bij de spoorwegpolitie. Een fijne babbel met de beambten die hun frustraties uitten over het feit dat degenen die ze 's morgens oppakken in de namiddag al weer triomfantelijk vrij rond paraderen. In ieder geval geen enkele garantie dat ons kleinood gaat teruggevonden worden of de onverlaat gestraft wordt.

We hebben er nooit meer iets van gehoord. Het verlies van het hartje was niet onoverkomelijk. Onze liefde leek toen nog onverwoestbaar. Die nam niemand ons af.
Toen leek het nog onvoorstelbaar dat een toevallige ontmoeting op de trein me zou beroven van mijn vrouw,  van de liefde in mijn leven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten