dinsdag 27 januari 2015

Sociale netwerken


Aan de slag gaan met het netwerk van mensen. Een vorming met dertien verpleegkundigen. Oefenen op je eigen situatie om te inventariseren en te analyseren hoe je sociale contacten er uit zien en of ze al je essentiële behoeften dekken. Behoorlijk confronterend.

Voelde ik me gisteravond na een sessie met mijn therapeute even wat opgeladen, nu haalt dit me helemaal onderuit.
OK, ik voel me gewaardeerd en gerespecteerd op het werk. Ik zit in een wandelclub en ben vrijwilligster in een welzijnsschakel, al is mijn engagement in dit laatste beperkt. Te weinig tijd.
Oppervlakkige, vluchtige contacten. Ik participeer aan een supervisiegroep en ben secretaris van een professionele vereniging. Dus ik hoor maatschappelijk ergens bij.
Ik heb een tiental mensen waar ik af en toe eens mee afspreek en soms zelfs een fijne babbel mee heb, maar de meesten zie ik hoop en al één keer om de twee à drie maand, sommigen zelfs minder.  Met een paar andere mensen is er enkel via chat of Skype contact, omdat ze simpelweg te ver weg zitten.

Mijn dichte familiale contacten zijn beperkt tot mijn kinderen en mijn moeder die ik in het beste geval elk één keer per week zie.
Mijn zussen zie ik enkel op feestdagen, dus zowat vier keer op een jaar tenzij ik ze per toeval eens extra tref bij mijn moeder. Dan is het wat bijpraten over hun reizen, kinderen, verbouwingen of professionele plannen. Tantes, nonkels, neven of nichten heb ik niet aangezien mijn ouders allebei enig kind waren. Grootouders zijn al lang overleden.
Mijn bejaarde overbuurvrouw voelt zich geroepen om me ongeveer één keer per maand te briefen over alle dorpsroddels. Met de andere buren is het contact beperkt tot een knikje, een goedendag en 'alles goed?'.

Ik betaal mijn therapeute voor emotionele ondersteuning.   Mijn huisarts ziet me één keer per jaar. De kapper, de schoonheidsspecialiste en de osteopaat om de zes weken?  Maar met hen is het gesprek meestal eenrichtingsverkeer. Ik luister.

Behoeftes aan intimiteit en hechting, koesteren en het hebben van een terugvalbasis zijn al een hele tijd niet meer ingevuld.

Totaal overbodig voegt de begeleidster van de groep er nog aan toe dat als mensen de behoefte aan intimiteit niet vervuld weten in hun thuis- en gezinsmilieu, dus als dat vakje op het analyseraster leeg blijft, dan hebben die mensen duidelijk een probleem. Slik.

De collega die de oefening met me doet is gegeneerd. Zij heeft een warm nest binnen haar gezin. Af en toe een babbeltje aan de schoolpoort, geen echte vrienden . Daar heeft ze met drie kleine kinderen en een fulltime job nauwelijks tijd voor. Ze heeft wel haar ouders en schoonouders met wie ze een goede band heeft en die er altijd zijn voor haar. Ze mist niet echt een vriendenkring, verlaat zich helemaal op haar partner en moeder.
Als haar gezin zou wegvallen, beseft ze, zou ze ook met een probleem zitten.

Wat lacherig doen over de oefening. Gêne is niet nodig, verzeker ik mijn collega. Het is toch maar een oefening.
Van binnen knaagt het gemis. Huilen is voor straks, als ik thuis alleen ben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten