zondag 28 december 2014

Dag met hindernissen

Helemaal groggy hijs ik me uit bed. Halfweg de nacht nog een spierontspanner genomen om de rugpijn te lijf te gaan. Anders zou er van slapen niets in huis gekomen zijn. Maar het stuurt de ochtendplanning aardig in de war.
Tijd nodig dus om wakker te worden waardoor het later is dan voorzien als ik aanzet voor een winterwandeling in Zottegem.
Het is ploeteren en glijden in de sneeuw. Prachtige landschappen. Een zalig zonnetje. Alleen met mijn gedachten. Realiseren dat mijn vrouw dit ook fantastisch mooi zou gevonden hebben.
En terzelfdertijd beseffen dat ze hier zelfs niet met mij wil zijn. Enkel de hond houdt mij gezelschap. De gure wind stopt de huilbui in de kiem. Tranen zijn nu echt te koud.
Een voorbijganger vangt me net op tijd op als ik dreig onderuit te gaan op een verraderlijke ijsplek. Ook andere wandelaars gaan de grond in of dienen beroep te doen op assistentie van anderen. Er zit op sommige plaatsen  niets anders op dan de hond de vrije loop te laten, want zijn enthousiaste bokkesprongen in de sneeuw maken het voor mij wel heel moeilijk om overeind te blijven.
Een tas warme chocomelk op de rust post en dan snel weer verder. Een collega verwacht me immers voor een brunch.
Maar het tweede deel van het traject blijft duren. Er klopt iets niet. Als ik een tweede, niet voorziene rustpost tegen kom besef ik dat ik op een verkeerd traject zit. Tweeëndertig kilometer. Mijn God. Waar heb ik de afsplitsing gemist? Mijn benen beginnen behoorlijk moe aan te voelen. Ik had net een berichtje gestuurd naar mijn collega dat het wat later ging worden. Er zit niets anders op dan het maar helemaal af te blazen. Ze kan moeilijk tot vanavond wachten om te eten.
Na een tijdje slaag ik er in om het traject van achttien kilometer te vinden. Alvast wat haalbaarder dan tweeëndertig. Maar toch nog heel wat meer dan de voorziene twaalf.
Het is ruim drie uur als ik in de startpost arriveer. Pompaf en uitgehongerd.
Gauw naar huis.

Een tas soep in de microgolf. Eindelijk eten. De telefoon in de hand. Een vriend heeft net een berichtje gepost dat hij op de spoed is met zijn vrouw. Het volgende ogenblik ligt mijn keuken vol glasscherven en een grote plas water.
Een achtergebleven vol glas van mijn dochter is van de tafel gestoten door de kat, op de vlucht voor de hond.
In gruzelementen.
Terwijl ik de katten en de hond op een afstand probeer te houden vis ik de glassplinters uit het water als de telefoon gaat.
De vriend. Of ik hem en zijn vrouw wil oppikken in het ziekenhuis.
Ze is gevallen in de sneeuw en heeft een serieuze spierscheur in de dij en bil opgelopen.
Gauw een dweiltje slaan en dan opnieuw op weg.
Het is met een behoorlijk dubbel gevoel dat ik hen ophaal.
Horen of zien doe ik hen al lang niet meer. Enkel een paar oppervlakkige chatberichtjes. Ondertussen gaan ze op vakantie en doen andere leuke dingen met mijn vrouw en haar vriendin.
Nu kunnen ze haar niet bellen. Ze zit ergens in het Zuiden met haar nieuwe gezin.
Ik duw de frustratie weg, schuif mijn trots opzij en breng hen thuis. Ik luister naar het relaas van de valpartij, hou mezelf op de vlakte, bedank voor de lauwe uitnodiging om even binnen te komen en haast me terug naar huis. Ik bekijk dit maar als een goeie daad.

Nu eindelijk in mijn zetel. Iedereen kan me nu even gestolen worden.


Domein Breivelde

Geen opmerkingen:

Een reactie posten