maandag 18 mei 2015

1000 km

Mijn lange Hemelvaartweekend heb ik goed vol gepropt. Veel afleiding om de zeurende pijn van binnen de baas te kunnen.
Mijn vrouw rijdt de 1000 km van 'kom op tegen kanker' helemaal in haar eentje.
Herinneringen flitsen voortdurend door mijn gedachten. Telkens opnieuw ze op de achtergrond duwen. In het 'nu' blijven heet dat dan.

Desserts maken voor het verjaardagsfeest van de vader van mijn kinderen. Mijn zoon strest. Het is de eerste keer dat hij voor de hele familie een diner bereidt en hij is er rijkelijk laat aan begonnen.
Elk uur wel een telefoontje. Mama, kan je dat nog doen? Hoe maak je dat?  Kan je dit nog meebrengen? Wanneer kom je?

Mijn oudste in zak en as. Wenen omwille van haar verbroken relatie. Voorzichtig luisteren om dan toch de boodschap te krijgen dat ik het niet begrijp, dat ik zeker niet moet vergelijken met mijn situatie. Want mijn vrouw, die ik zelfs niet vernoem,...die was gewoon niet goed in haar hoofd, maar haar vriend...dat is niet te vatten.
Het verwijt dat ik haar nu niet zo goed steun als toen ze jaren terug een vriendje verloor.
Wat deed ik dan anders?
Toen kon ik haar meer opbeuren. Zei ik haar dat ze nog jong was en nog wel iemand zou vinden.
Dat geldt nu ook hoor, verzeker ik haar.
Blijkbaar komt het niet oprecht genoeg over.

Ik probeer mezelf te kalmeren. Mensen kunnen nu eenmaal hard zijn als ze emotioneel zijn. Slikken en zwijgen. Mijn keel snoert toe. Tot ik bij een volgende opmerking toch ontplof en me achteraf weer moet excuseren en troosten.

Op het feestje sociaal zijn. Blij om de hartelijke begroeting van mijn voormalige schoonfamilie. Lang geleden dat ik hen zag.
Momenten van flauwte. Geen adem. Momenten dat alles in mij snakt naar een teken van leven. Redt ze het? Haalt ze het? Zonder ongelukken?

De eerste tweehonderd vijftig kilometer zijn gehaald.

Mijn jongste is er niet bij op het feestje. Een death line om haar verslagen binnen te leveren. Ze heeft nog steeds niet de nodige gegevens doorgekregen van haar stage-mentor. Wenen aan de telefoon. Wat moet ze doen? Geen reactie op mails deze week. Geen reactie op sms'jes die ze heeft verstuurd. Durft ze te bellen? Het is weekend.
Toch maar gedaan. Ze hangt opnieuw aan de lijn. Ze neemt niet op. Wat moet ze doen?
Ondertussen vriendelijk blijven. Eten serveren. Mee-praten over koetjes en kalfjes. Inspringen als mijn zoon het niet meer de baas kan.
's Nachts mijn huilende oudste opvangen.

Dan de voorbereidingen voor het volgende feest. Mijn moeders verjaardagfeest. Mijn zus is gastvrouw maar ze kan door een gezwollen knie nauwelijks stappen. Dus opnieuw inspringen. Opnieuw koken.  Tussendoor de was draaien en opruimen.

Al vijfhonderd km.

Lachen. Luisteren. Van binnen sterven. Het eten is lekker. Mijn moeder tevreden.
Mijn dochter stuurt haar verslag binnen zonder de noodzakelijke dossiergegevens. Ze panikeert. Beter doorsturen dan niets binnen leveren. Geruststellen. Samen naar een formulering zoeken waarbij ze respectvol blijft naar haar mentor en toch duidelijk maakt dat ze het nodige gedaan heeft.
Ik sta op knappen. Kan even uithuilen bij een collega aan de telefoon.

Zevenhonderd vijftig kilometer.

Drie uur aan de tap. Mensen bedienen. De opbrengst is voor de welzijnsschakel. Mezelf voor ogen houden dat het belangrijk is dat ik mijn sociale engagementen nakom. Dat ik bezig blijf. Mensen niet uit de weg gaan.
Theoretisch gelul in mijn hoofd. Ik wil gewoon verdwijnen.
In de namiddag met twee vriendinnen en de hond gaan wandelen.
Luisteren naar het wedervaren van een van hen.
Als een van hen naar mijn vrouw vraagt breek ik. Dankbaar voor hun aandacht maar een pijn die ik niet meer controleer. Ik zeg de verkeerde dingen.

Als ze vertrekken stroomt het over.
Pas vanmorgen kom ik te weten dat ze de 1000 veilig en wel gehaald heeft.
Enthousiast onthaald door haar nieuwe gezin.


Uitgeput.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten