woensdag 15 april 2015

Demonen


Ik moet tegen haar blijven praten. Niet stoppen met praten.
De angst klinkt door in haar stem. Ik krijg niet duidelijk wat er gebeurt. Waar ze bang voor is.
Ik sta in mijn keuken met natte handen van de vaat. Doodongerust.
Ze fluistert bijna. Dat ik moet blijven praten...dat hij komt. Ze hoort hem. Wie komt?

Dan een bijna dierlijk gegrom. Ik hoor haar telefoon vallen en dan enkel maar haar ademhaling. Zwaar en gejaagd. Ze antwoordt niet meer.

In paniek loop ik naar de buren. Of het buurmeisje even op de kinderen kan passen? Ze zijn nog te klein om ze alleen te laten. Ik kan ze niet mee nemen want ik weet niet wat ik zal aantreffen.

In een rotvaart naar Aalst. Gelukkig heb ik de sleutel. Angst klopt in mijn keel als ik binnen ga.
Ze zit in elkaar gedoken tussen de chauffage en de deurstijl. In een oogopslag zie ik de wonden op haar borsten. Haar T-shirt hangt enkel nog met het tricotboordje rond haar nek. De rode striem die zich aftekent laat het geweld zien waarmee het shirt is stuk getrokken. Haar slipje is gescheurd. Bloed in haar gezicht en krabwonden op haar bovenbenen en borsten. Ze staart voor zich uit met wijd open ogen en lijkt me zelfs niet op te merken.
Onwillekeurig speur ik de studio rond. Er is niemand anders. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik doe toch maar de deur op slot.

Ik ga naar haar toe en roep haar naam. Ze schermt zich af, doodsbang. Wat is er gebeurd?
Ik blijf tegen haar in praten. Ik haal haar handen weg die niet stoppen in haar borsten te nijpen en te krabben. Haar blik verandert.  Haar romp recht zich waardoor ze nog eens zo groot lijkt. Woest en dreigend. Waanzin.
Ik word kwaad. Stop er mee. Ga weg. Ik moet het herhalen, en nog eens nadrukkelijker en dan...
Ze zakt weer in elkaar. Lijkt van me weg te willen kruipen. Ze jammert en begint wanhopig met haar hoofd tegen de muur te slaan.
Ik probeer het te beletten. Moet al mijn kracht aanwenden om haar tegen te houden. Ik neem haar in mijn armen en masseer haar verkrampte lichaam dat zich maar heel langzaam lijkt te ontspannen.
Ik installeer haar met de kussens van haar bed op de grond. Ik verwijder de resten van haar kleren. En was en dep haar hele geteisterde lichaam. Ik blijf herhalen dat het over is. Het is voorbij. Ze is veilig nu. Ze kruipt met een kinderlijk gelukzalige glimlach tegen me aan. Rolt zich in een bolletje en valt met de duim in de mond op mijn schoot in slaap.

Mijn hart blijft nog lang in mijn keel bonzen. Mijn benen slapen onder het gewicht van haar slapende lijf.


Ik ontwaak door tintelende benen, opgejaagd en angstig met de herinnering aan de herbeleving van mijn vrouw. Een van de vele keren dat ze gedemoniseerd werd door de vele trauma's die ze heeft meegemaakt. Gevochten om haar messen afhandig te maken waarmee ze zichzelf of de daders zou gaan aanpakken. Soms bewusteloos voor mijn ogen neerzakkend. Uren met haar gewandeld als ze op de vlucht was.

Nu reik ik naar haar in bed. Maar ze is er niet. Verdriet maakt zich van me meester.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten